Agenda
unique, dat steeds weer, van week tot week, van geval tot
geval, naar aard en kwaliteit verschilt. Dit verschijnsel
stelt hogere eisen aan ons zakelijk beleid dan men wel
vermoedt. In tegenstelling tot wat in de meeste bedrijfs
takken gebeurt, moeten wij ons iedere keer opnieuw af
vragen op welke wijze wij ons artikel het beste kunnen
verkopen. Het uitbrengen van films is daardoor een aan
gelegenheid, die voortdurend een zeer grote voorbereiding
eist.
Daarenboven is ook gebleken, dat de inrichting van de
theaters een belangrijke factor is, die de standing en daar
mede het bezoek bepaalt. Men kan niet een avond uit in
de bioscoop propageren, wanneer het publiek niet het
gevoel heeft te vertoeven in een sfeer, die het patroon
van de dagelijkse omgeving doorbreekt. Daarom is het
noodzakelijk speciale aandacht te besteden aan de zit
plaatsen, aan de entree, te zorgen voor een behoorlijke
receptie en smaakvolle aankleding en niet in de laatste
plaats voor een uitnemende kwaliteit van de projectie-
Wat in het rapport vooral opvalt, is wel, dat men bij
de propaganda het publiek niet als een totaliteit moet
zien, maar dat men de reclame en de bedrijfsvoering moet
richten op de categorieën van individuen. De positie van
de grote steden met haar variëteit aan theaters is in dat
opzicht gemakkelijker dan die van de provincie. Dit alles
vraagt van de exploitant en de verhuurder een grote
maatschappelijke oriëntering en een grote kennis van
zaken. Nieuwe inzichten zullen moeten baan breken in de
wijze waarop wij onze ondernemingen moeten leiden. Het
Hoofdbestuur is ervan overtuigd, dat wij onze plaats ge
durende de overgangsperiode, die wij nu doormaken, kun
nen handhaven, wanneer wij onze werkkracht en de ge
weldige middelen en mogelijkheden, die wij hebben, ten
volle inzetten en wij zelf in de eerste plaats het bewijs
leveren van ons vertrouwen in de functie van film en
bioscoop in ons maatschappelijk bestel.
Ik stel er tenslotte prijs op alle functionarissen uit de
onderscheiden Bestuurscolleges en Commissies van de or
ganisatie, die zoveel tijd en energie aan het Bondswerk
nebben gegeven, hiervoor ten zeerste te bedanken. Ook
heb ik er behoefte aan mijn oprechte waardering uit te
spreken voor de voortreffelijke wijze, waarop ook in het
afgelopen jaar onze Directeur, de heer Bosman, met zijn
bekwame staf van medewerkers het Bondsapparaat hebben
doen functionneren. Ik moge besluiten met u allen dank
te zeggen voor het feit, dat u in zo groten getale naar
Utrecht bent gekomen ter bijwoning van de vergadering."
Een hartelijk applaus onderstreepte deze rede van de
Bondsvoorzitter, die hierna overging tot de behandeling
van de agenda.
De notulen van de op 6 April 1959 gehouden jaarlijkse
ledenvergadering werden op voorstel van de Notulencom-
missie, bestaande uit de heren Drs. J. A. M. Bouts te
Geleen, R. Nassette te Amsterdam en G. Schepel te Delfzijl
goedgekeurd. Tot leden van de Commissie belast met het
nazien van de notulen van deze jaarvergadering werden
benoemd de heren E. van Buren te Amsterdam, P. N.
Brouwer te Leiden en P. J. van der Stap te 's-Gravenhage,
Bij de bespreking van het jaarverslag sprak de heer
E. Alter te 's-Gravenhage zijn verontrusting uit over de
stappen, die het Bondsbestuur heeft ondernomen om te
komen tot een verlichting van de vermakelijkheidsbelasting
via de autoriteit van de Europese Economische Gemeen
schap. Inderdaad zal misschien via deze weg iets kunnen
worden bereikt, maar het zou wel eens kunnen betekenen,
dat men het paard van Troje binnenhaalt. Het is bekend,
dat er tussen de landen van de EEG verschillende span
ningen bestaan en dat er vooral in Frankrijk en Italië een
neiging bestaat om de EEG te gebruiken ter bevordering
van de nationale belangen ten koste van de gemeenschaps-
belangen. Daarin schuilt een groot gevaar voor het Neder
landse film- en bioscoopbedrijf.
De heer Alter vroeg voorts, waaraan het te wijten was,
dat de vermindering van de vermakelijkheidsbelasting te
De vergadering volgt
aandachtig de ope
ningsrede van de
Bondsvoorzitter, de
heer Joh. Miedema.