Belasting op vermakelijkheden Almelo Hengelo Boxtel Dordrecht Filmprijs van de Raad van Europa De Raad van de gemeente Almelo heeft in zijn verga dering van 9 December 1960 besloten een voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verlaging van het tarief van de vermakelijkheidsbelasting op bioscoopvoorstellin gen aan te houden. Volgens het voorstel zou een uniform tarief van 25 procent van de bruto-opbrengsten worden ingesteld. Tot nu toe zijn de bioscoopvoorstellingen in Almelo onderworpen aan een heffing van 35 procent, ter wijl voor films als bedoeld in artikel 1, lid 2. sub 2 van de Bioscoopwet een uitzonderingstarief van twintig pro cent geldt. De Raad stemde wel in met het voorstel om de verma kelijkheidsbelasting tot 25 procent te verlagen, maar er werden bezwaren gemaakt tegen de verhoging van het tarief voor artikel 1-films, die zou voortvloeien uit de invoering van een uniform tarief. De plaatselijke film- kring zou daardoor een hoger tarief moeten gaan betalen. Op grond van deze bezwaren hebben Burgemeester en Wethouders het voorstel teruggenomen. Men verwacht, dat in Februari een nieuw voorstel bij de Raad zal wor den ingediend, waarin de verlaging voor gewone film voorstellingen tot 25 procent zal worden gehandhaafd. Naar alle waarschijnlijkheid zullen Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hengelo binnen afzienbare tijd een voorstel bij de Raad aanhangig maken tot ver laging van de tarieven van de vermakelijkheidsbelasting op bioscoopvoorstellingen. In de gemeentebegroting, die binnenkort in de Raad in behandeling komt, is reeds met een verlaging van de vermakelijkheidsbelasting rekening gehouden. Indien de begroting door de Raad wordt aan vaard zullen Burgemeester en Wethouders dus een voor stel kunnen indienen. In Hengelo gelden voor bioscoopvoorstellingen thans drie tarieven: 45 procent voor voorstellingen zonder jour naal, 35 procent voor voorstellingen met journaal en twintig procent voor films als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder 2e van de Bioscoopwet. Burgemeester en Wethou ders zijn voornemens aan de Raad voor te stellen voor de beide eerstgenoemde percentages een nieuw percentage van 25 in de plaats te stellen. Het tarief voor artikel 1- films blijft gehandhaafd op twintig procent. Het gemeentebestuur van Boxtel heeft op 16 November het bericht ontvangen van de Koninklijke goedkeuring op de gewijzigde verordening met betrekking tot de vermake lijkheidsbelasting. De gewijzigde verordening is op 26 November 1960 van kracht geworden. De Raad van de gemeente Boxtel had op 12 September 1960 een voostel van Burgemeester en Wethouders aange nomen om het heffingspercentage van de vermakelijk heidsbelasting, dat tot dusverre voor gewone filmvoorstel lingen dertig procent bedroeg, vast te stellen op 25 pro cent. Het percentage voor vertoning van artikel 1-films is gehandhaafd op vijftien procent. De verlaging van het tarief van de vermakelijkheids belasting op bioscoopvoorstellingen, waartoe de Raad van de gemeente Dordrecht op 27 September 1960 had be sloten, heeft de Koninklijke goedkeuring verkregen en is op 1 December 1960 in werking getreden. Zoals bekend is het tarief voor gewone voorstellingen in Dordrecht ver laagd van 35 tot 25 procent. Het tarief voor films bedoeld in artikel 1, lid 2 onder 2e van de Bioscoopwet is gehand haafd gebleven op twintig procent. Zoals reeds elders in dit orgaan is aangekondigd, zal tijdens de openingsvoorstelling van de Internationale Film- week Arnhem 1961, die van 5 tot en met 10 Juni zal wor den gehouden, in het Rembrandt Theater de uitreiking plaatsvinden van de Filmprijs van de Raad van Europa. Deze prijs is enige jaren geleden ingesteld op initiatief van de Commissie van Culturele Deskundigen van de Raad van Europa. De instelling van deze prijs was gegrond op de overweging, dat de culturele waarde van de film een be langrijk element is voor de toenadering onder de Europese volkeren. De Raad van Europa stelt dit jaar twee prijzen beschik baar. In de eerste plaats is er een gouden medaille, ont worpen door prof. L. O. Wenckebach, met oorkonde voor een film, die mag behoren tot elke categorie. De film moet een artistieke waarde hebben en moet de grondbeginselen van de Europese beschaving in beeld brengen of begrip bijbrengen voor de levenswijze van de bevolking van een ot meer landen, die zijn aangesloten bij de Raad van Euro pa. De film moet vervaardigd zijn na 31 Maart 1960. In de tweede plaats is er een gouden medaille en een oorkonde voor een film- of televisiejournaal. De film moet een speciaal journalistiek, actueel of documentair karak ter dragen en moet bijdragen tot het verspreiden van de Europese gedachte of tot beter begrip van de levens wijze van de bevolking van een of meer landen, die zijn aangesloten bij de Raad van Europa. De film moet bestaan uit een of meer journaalonderwerpen en zijn gebruikt voor normale bioscoopvoorstellingen of televisie-uitzendingen, terwijl de vertoning niet meer dan dertig minuten in be slag mag nemen. De opnamen moeten hebben plaatsge had tussen 1 April 1960 en 31 Maart 1961. De mogelijkheid bestaat voorts om voor beide catego rieën één of meer eervolle vermeldingen uit te reiken. De jury, die met de selectie van de ingezonden films zal worden belast, zal bestaan uit een Nederlander, die tevens Voorzitter is, en voorts uit een Italiaan, een Ier, een West- Duitser en een Fransman. Als secretaris van de jury is aangewezen de heer Victor de Pange, hoofdambtenaar van de Culturele Sectie van de Raad van Europa. Over de wijze, waarop films, die naar het oordeel van de producent voor de Filmprijs van de Raad van Europa in aanmerking zouden komen, bij de jury moeten worden aangemeld, zullen nog nadere voorschriften worden opge steld. Het ligt in de bedoeling om zo mogelijk de bekroon de films tijdens de Internationale Filmweek Arnhem 1961 te vertonen. 11

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1961 | | pagina 12