Beneluxproblemen op film gebied dacht moeten besteden aan de publiekdif- ferentiatie: welke smaakgroepen zijn er en hoe groot zijn die? Ook zou men kunnen trachten te voor spellen, of een bepaalde film, die men wil gaan maken, het bij het publiek zou doen door het verhaal te testen en aan een geselecteerde groep kernscenes op een mo nitor voor te draaien. Uit de reacties van de groep kan dan vermoedelijk met enige wetenschappelijke zekerheid de mate van succes van de film worden voorspeld. Drs Van Loggem sprak als zijn ver wachting uit, dat de behoefte aan kwa liteit in de Nederlandse speelfilm in de komende jaren zal stijgen. Hij meende dan ook, dat het goed zou zijn, wanneer de filmproducenten iets hoger zouden mik ken dan wat grote groepen van het pu bliek op dit ogenblik wensen. De goede film kan de smaak van het publiek ont wikkelen. Goed en slecht in dit verband zijn echter zuiver subjectieve begrippen. Misschien zou men ervan uit kunnen gaan, dat de maatstaf wordt bepaald door de ontwikkelde middenklasse, die de middel bare school heeft doorlopen en een intel ligentiequotiënt van 120 heeft. Van deze groep zijn ook de filmcritici van de grote dagbladen volgens drs Van Loggem ver tegenwoordigers. Goed en slecht zijn niet gebonden aan een bepaald genre. Het stre ven zal erop gericht moeten zijn zo goed mogelijke films te maken in ieder genre. De vrijdagavond was gewijd aan de vertoning van enkele Nederlandse film- werken. Vertoond werden „Het Huis" van Louis A. van Gasteren en „Dorp aan de Rivier" van Fons Rademakers, waarna laatstgenoemde in antwoord op hem gestel de vragen met kennis van zaken nog op diverse problemen, waarvoor de filmregis seur zich gesteld ziet, inging. De directeur van het Nederlands Film instituut, dr. J. M. L. Peters, sprak za terdagmorgen aan het einde van de Aca demische Filmstudiedagen terecht woorden van dank aan allen, die op enigerlei wijze aan het welslagen van deze dagen hadden medegewerkt: de inleiders, de deelnemers, de directie en het personeel van het gast vrije Studio Theater en de verhuurkan toren, die de vertoonde films belangeloos afstonden. De achtste Academische Film studiedagen zijn zeer geslaagd, niet in de laatste plaats ook door de goede keuze van het onderwerp. Een groep Nederlandse cineasten heeft op uitnodiging van de Belgische regering in het kader van het Neder lands-Belgisch cultureel verdrag van 30 november tot en met 2 december een driedaags bezoek aan België ge bracht. Tijdens dit bezoek heeft dr J. Hulsker, chef van de Afdeling Kunsten van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, een inleiding gehouden over de Nederlandse filmproduktie, terwijl één van de hoofd ambtenaren van het Belgische ministerie van Economische Zaken de overheidshulp aan de Belgische filmproduktie uiteenzette. Voorts is in de grote zaal van het Brusselse Congresgebouw een Nederlandse filmavond van documen taires en speelfilmfragmenten gegeven, waarbij de Neder landse cineasten aan het publiek werden voorgesteld. Ook stonden vertoningen van Belgische films en een bezoek aan de Gevaertfabrieken te Antwerpen op het programma. Na afloop van het driedaags bezoek werd te Brussel een communiqué uitgegeven, waarvan wij de inhoud hier weergeven Bijeengekomen te Brussel in het kader van het Belgisch- Nederlands cultureel verdrag hebben cineasten, filmpro ducenten en de betrokken overheidsinstanties van beide landen overleg gepleegd betreffende de huidige proble men, waarvoor zij op filmgebied worden gesteld. In acht genomen het in werking treden van de Benelux Economische Unie op 1 november 1960, de invloed van de huidige internationale ontwikkelingen op het terrein van de film op het Belgische en Nederlandse filmwezen en het grote belang van de film voor de verspreiding van Rex Film van de heer H. J. van der Linden te Schinnen werkt op het ogen blik aan twee nieuwe jeugdfilms. Op deze foto ziet men een scène uit „Robin Hood". 199

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1961 | | pagina 16