De Xenonlamp als lichtbr on voor filmprojectie (III) Onderhoud 220- XENONLAMP Het ontsteekapparaat Storingen Slotwoord Nederlands Genootschap voor Filmtechniek Schriftelijke operateurscursus Het onderhoud van een Xenonlichtinstallatie is zeer gering. Reinigen, zoals dat bij kolen zo veelvuldig nood zakelijk was. is overbodig. Toch treedt ook hier wel een vervuiling op, die veroorzaakt wordt door stof. Het slaat neer op spiegel en lamp en kan het rendement van het geheel verminderen. Het schoonmaken op geregelde tijden, maar tenminste eens per twee weken, kan geschieden met een zachte brede penseel, die speciaal voor dit doel gere serveerd blijft. De hulpspiegel wordt teruggeschoven en de beschermhuls om de lamp geplaatst. De hulpspiegel kan het beste uit de houder worden genomen. De hoofdspiegel zal in de regel op zijn plaats kunnen blijven. Zeer sterk verontreinigde spiegels kunnen met watten gedrenkt in spiritus of alcohol worden afgewreven. Ook als de lamp per ongeluk met de onbeschermde hand zou worden aange raakt is deze op dezelfde wijze te reinigen. De lamp mag Figuur 8 beslist niet eerder worden ontstoken, daar het vet van de huid, bijvoorbeeld bestaand uit vingerafdrukken, spoedig inbrandt en doffe plekken veroorzaakt. Dit is niet meer te herstellen. Daar in vrijwel alle gevallen de toegepaste spiegels zijn voorzien van oppervlakteverzilvering, die door een dunne kwartslaag wordt beschermd, is het gebruik van andere reinigingsmiddelen niet geoorloofd, daar deze onherstel bare schade kunnen aanrichten. Het regelmatig reinigen der spiegels is zeer belangrijk. aar een vervuilde hoofdspiegel slechts lichtverlies tot gevolg heeft, kan dit bij de zoveel kleinere hulpspiegel tot liet springen ervan leiden, aangezien een groot deel van de hitte dan niet meer wordt gereflecteerd, maar ge absorbeerd. Ook aan de elektrische aansluitingen dient regelmatig aandacht te worden besteed. Alle aansluitingen, vooral die welke gelijkstroom voeren, alsmede de aansluitingen aan de lamp zelf, moeten van tijd tot tijd op goed contact worden gecontroleerd en eventuele ingebrande plekken dient men weer glad te maken. De taak van het ontsteekapparaat is een korte hoog frequente spanningsstoot te leveren. Het is opgebouwd uit een transformator, die via een aansluiting aan het lichtnet, met 220 V wisselspanning wordt gevoed (fig. 8)Deze transformator verhoogt de netspanning circa veertig maal. De dan reeds zeer hoge spanning wordt toegevoerd aan een kring bestaande uit een condensator en een vonken- brug. Deze elementen zetten de netfrequentie om in een hoge frequentie. De hoogfrequente wisselspanning wordt dan opnieuw aan een speciale transformator afgegeven die de spanning nog circa vijf keer verhoogt en haar tenslotte aan de Xenonlamp toevoert. In het gehele ontsteekapparaat is slechts de vonkenbrug aan slijtage onderhevig, afhankelijk van het aantal ontste kingen. Het is dan ook beslist noodzakelijk, dat in iedere cabine, waar met Xenonlicht gewerkt wordt, tenminste één exemplaar als reserve aanwezig is. Het monteren van de vonkbrug kan steeds op eenvoudige wijze geschieden, doch de daarvoor noodzakelijke hande lingen verschillen per fabrikaat. Het is dus zaak erop toe te zien, dat bij levering van de Xenonlamp op dit punt voldoende inlichtingen worden verkregen. Alhoewel de werking van alle onsteekapparaten in prin cipe gelijk is, zijn er in de diverse uitvoeringen toch ver schillen, die zich in hoofdzaak kenmerken door de wijze van inschakelen en de bescherming van de Xenonlamp tegen een verkeerde poling van de gelijkspanning. EEN XENONLAMP, DIE MET VERKEERDE POLING GEBRAND HEEFT. OOK AL DUURT DIT NIET LANG. KAN REEDS NA KORTE TIJD ONBRUIKBAAR WORDEN! De eenvoudigste vorm van ontsteken bestaat uit een drukknop, waarmede de netspanning aan het onsteek- apparaat gelegd wordt. Er mag dan niet langer dan een halve seconde contact gemaakt worden (fig. 9). Een volgende vorm is die, waarbij in serie met de druk knop de contacten van een relais zijn opgenomen. De spoel van het relais is aangesloten aan de gelijkrichter, die ook de Xenonlamp voedt, echter in serie met een kleine gelijk- richtcel (fig. 10). Als geen gelijkspanning aan de lamp, en dus ook niet aan de relaisspoel aanwezig is, kan niet ontstoken worden. Evenmin, indien de uitgaande leidingen van de gelijkrich ter zijn verwisseld. De kleine gerlijkrichtcel laat dan geen stroom door. Bovendien kan niet ontstoken worden als de lamp reeds brandt. Het relais is namelijk zo gebouwd, dat het wel aantrekt op de spanning van de onbelaste gelijk richter, welke dus hoger is dan 65 V, maar niet op de zoveel lagere spanning van de reeds brandende lamp (20—30 V). De derde vorm is de volautomatische. De drukknop is vervallen. De gelijkrichter laadt een grote condensator via de relaisspoel op (fig. 11). De laadstroom trekt het relais aan. De condensator is zo groot gekozen, dat de aantrektijd van het relais zeer kort blijft. De weerstand R dient voor het ontladen van de condensator, nadat de lamp is ontsto- T 'W \J ken. Over deze weerstand blijft dus ook tijdens het branden van de lamp een kleine ruststroom lopen. Dit levert geen bezwaar op. Ook de beveiliging tegen verkeerde poling is hier weer aanwezig. Het enkele inschakelen van de gelijkspanning is dus voldoende om de lamp te ontsteken. Geen enkele techniek is helaas voor honderd procent bedrijfszeker. Daarom is het voor hen, die met deze nieuwe lichtbron werken, nuttig op de hoogte te zijn van de voornaamste moeilijkheden, die zich kunnen voordoen. DE LAMP ONTSTEEKT NIET: 1. Geen netspanning; zekeringen controleren. Bij som mige Xenonlampehuizen is nog een extra fijnzeke ring van twee ampère ingebouwd, ook deze dus con troleren. Aansluitingen netspanning controleren. 2. De vonkenbrug kan defect of versleten zijn. In de regel is dit merkbaar aan gezoem in het onsteek- apparaat gedurende het ontsteken, doch de vonk in de lamp blijft dan uit. 3. Geen gelijkspanning (gelijkrichter niet ingescha keld of defect). Figuur 9 Figuur 10 DE LAMP BRANDT, MAAR STROOMSTERKTE TE LAAG: Er is één fase of één buis (bij buisgelijkrichters) uit gevallen. Attentie! De rimpel van de gelijkstroom ligt nu ver boven de toelaatbare waarde. Bovendien kunnen de condensatoren van de afvlakinrichting beschadigd wor den, aangezien er nu een veel te grote wisselstroom doorvloeit. Lamp direct uitschakelen en fout herstellen DE BOOG IN DE LAMP STAAT SCHEEF: Sommige Xenonlampen vertonen dit verschijnsel tussen de 300 en 500 bedrijfsuren. Uit- en daarna weer inscha kelen, is dikwijls voldoende om de fout te corrigeren. Ook wordt aanbevolen de lamp gedurende circa twee weken steeds met de maximaal toegelaten stroomsterkte te ontsteken en daarna op de gewenste waarde terug te regelen. Dit laatste zal echter alleen praktisch uitvoer baar zijn bij gelijkrichters met afstandsbediening. DE LAMP IS GEHEEL ZWART: De luchtdichte afsluiting is verloren gegaan. Door het toetreden van zuurstof ontstaat een snelle verbranding van de elektroden. De lamp is dan onbruikbaar en moet vervangen worden. (Vele Xenoninstallaties zijn Figuur 11 voorzien van een bedrijfsurenteller. Bij het inzetten van een nieuwe lamp moet de stand van deze teller genoteerd worden, bijvoorbeeld op de enveloppe van het garantiebewijs, dat zich in de verpakking bij de lamp bevindt. Er is niet getracht in deze beschouwing diep op de tech niek van het Xenonlicht in te gaan. Voor hen, die zich daarvoor interesseren zullen in het Handboek der Bio scooptechniek nog aanvullingen verschijnen. Gepoogd is slechts aan degenen, die in de praktijk met deze moderne lichtbron geconfronteerd worden, niet alleen het hoe, maar ook iets van het waarom te verklaren. Moge deze eerste Nederlandse publicatie op dit gebied, die in samenwerking met de leveranciers van Xenonlam pen is tot stand gekomen, daartoe bijdragen. Het Nederlands Genootschap voor Filmtechniek, zijnde een vereniging, waarvan vrijwel alle vooraanstaande des kundigen op bioscooptechnisch gebied deel uitmaken, is, naar wij vernemen, doende om te komen tot het vaststellen van normen op het gebied van de doekbelichting in bio scopen. Dit zou onder andere van belang zijn voor de laboratoria, die daarmede dan bij het vaststellen van de dekking van filmcopieën rekening kunnen houden. Verder houdt het Genootschap zich bezig met de vraag of het mogelijk is met eenvoudige middelen de verstaan baarheid van het gesproken woord in de bioscopen te beoordelen. Zodra over deze onderwerpen nadere gegevens beschik baar zijn, komen wij hierop terug. In januari a.s. zal, bij voldoende belangstelling, de volgende schriftelijke operateurscursus beginnen. Gegadigden voor deze cursus kunnen zich door middel van een aanmeldingsformulier, dat verkrijgbaar is bij het secretariaat van de Stichting Instituut voor opleiding van Technisch Bioscooppersoneel, gevestigd op het Bonds bureau, voor deze cursus laten inschrijven. Het studietempo is zodanig, dat zij, die in januari met de lessen beginnen nog vóór het examen ter verkrijging van het Practijkcertificaat, dat in de laatste week van augustus 1962 wordt afgenomen, met het desbetreffende gedeelte van de lessen gereed kunnen zijn. 204 205

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1961 | | pagina 21