De heer Bosman verklaarde naar aanleiding van één
van de vragen van de heer Alter, dat het Hoofdbestuur
steeds gaarne steun zal bieden aan de leden-bioscoopex-
ploitanten, die moeten strijden tegen excessieve belasting
tarieven, ook al is het ten gevolge van allerlei faciliteiten
vaak moeilijk om van excessieve tarieven te spreken.
De heer Alter vroeg voorts, of men iets mag verwach
ten van de resolutie van de Fédération Internationale des
Associations de Distributeurs de Films, waarin een actie
voor afschaffing van de vermakelijkheidsbelasting op in
ternationaal niveau was bepleit. De heer Bosman maakte
duidelijk, dat men van dergelijke moties van internationale
organisaties slechts een zijdelings effect mag verwachten;
in de organen van de Europese Economische Gemeenschap
en in de ambtelijke commissies houdt men met deze reso
luties mogelijk rekening.
Naar aanleiding van een opmerking van de heer Alter
met betrekking tot de mogelijkheid van invoering van zelf
censuur in ons land, waar de filmkeuring in de wet is ge
regeld, verklaarde de heer Bosman, dat niemand zich met
de hoop vleit, dat deze wet wordt afgeschaft. Internatio
naal streeft men echter wel naar een aanpassing van de
keuring aan moderne omstandigheden.
De heer Alter stelde voorts, dat de vervroeging van de
vertoningsweek in de grote steden een daad was geweest,
die in strijd was met de reglementaire bepalingen. De
interpretatie, die het Hoofdbestuur van de betrokken reg
lementsbepaling had gegeven, achtte de heer Alter onjuist.
Uit het feit, dat het Hoofdbestuur een eventuele regle
mentswijziging op dit punt had aangekondigd, leidde de
heer Alter af, dat de vervroeging van de vertoningsweek
inderdaad reglementair fout is geweest.
De heer Bosman verklaarde hierop, dat het Hoofdbe
stuur deze aangelegenheid zeer voorzichtig en zorgvuldig
heeft behandeld. Het Hoofdbestuur was van mening, dat
de reglementen zich niet tegen een regeling op vrijwillige
grondslag verzetten. De Bondsvoorzitter voegde hier nog
aan toe, dat het Hoofdbestuur bij zijn interpretatie van
het reglement slechts de bedoeling heeft gehad om in deze
moeilijke tijden nieuwe initiatieven niet onmogelijk te
maken. Blijken de resultaten van de proefneming gunstig
te zijn dan zal men deze aangelegenheid opnieuw onder
het oog moeten zien.
Vervolgens was er aan de orde de rekening en verant
woording van het financieel beheer over 1961 alsmede de
balans per 31 december 1961. Bij dit agendapunt bracht
de heer Alter namens de Commissie van Rapporteurs,
waarin mede zitting hadden de heren C. van Liere te Goes
en H. Zondervan te Leeuwarden, een zeer uitvoerig verslag
uit van de bevindingen van de commissie, die de financiële
stukken aan een onderzoek had onderworpen. Op tal van
punten gaf de heer Alter een toelichting op en een verdui
delijking van de cijfers uit de jaarstukken. De Bonds
voorzitter sprak daarop zijn waardering uit voor de gede
gen wijze, waarop de Commissie haar taak heeft verricht.
De balans per 31 december 1961, die sloot met een totaal
bedrag van 3.933.425,42 en de rekening en verantwoor
ding over het boekjaar 1961 werden zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
Nadat de Bondspenningmeester, de heer A. E. Wolff
antwoord had gegeven op een vraag van de heer K. Bloem-
raad te Krommenie over het verschil in contributie tussen
de leden-filmfabrikanten en -filmprodcenten en de andere
leden werd het voorstel van het Hoofdbestuur om de
contributie vast te stellen op één procent van de omzet als
bedoeld in het Contributiebesluit 1945, waarvan 0,3 pro
cent ten behoeve van de weerstandskas, met de bepaling,
dat de contributie over het jaar 1962 voor leden-filmfabri
kanten en -filmproducenten ten minste 200.bedraagt,
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Bij de behandeling van de begroting van ontvangsten en
uitgaven voor 1962 deelde de heer J. L. Paerl namens de
Bedrijfsafdeling Filmverhuurders mede, dat de Bedrijfs
afdeling de tijd acht gekomen om de Stichting Neder
landse Filmstudio Cinetone rente te laten betalen over het
geleende bedrag, omdat Cinetone als laboratorium ten
opzichte van de andere laboratoria in een concurrentiever
houding staat en omdat de financiële positie van de Bond
niet schitterend is. De Bedrijfsafdeling wenst daarom, dat
op de begroting alsnog een post interest Cinetone wordt
geplaatst.
De Bondsvoorzitter verklaarde hierop, dat Cinetone
niet in staat is rente te betalen. De studio's moeten hun
accommodatie regelmatig op peil houden, waarvoor grote
investeringen noodzakelijk zijn. De studio zal pas rendabel
zijn bij een continue speelfilmproduktie van drie Neder
landse films per jaar. Het laboratoriumwerk van Cinetone
moet men niet overschatten: er zijn beperkingen opgelegd,
waaraan nauwkeurig de hand wordt gehouden. Men zou
een post pro memorie op de begroting kunnen zetten, maar
dat levert geen geld op en heeft geen enkele zin.
De heer Alter ging vervolgens in een uitvoerig betoog
in op de wenselijkheid om de begroting aan het oordeel
van de leden voor te leggen in het jaar, dat aan het boek
jaar voorafgaat. Nu zijn de uitgaven reeds gedeeltelijk ver
richt en komen de inkomsten al binnen als de begroting
nog moet worden goedgekeurd. Verwerping van een be
grotingspost kan in een dergelijke situatie hoogst onge
wenste gevolgen hebben. De heer Alter gaf het Hoofd
bestuur een statutenwijziging in overweging, die behande
ling van de begroting op een ander tijdstip mogelijk zou
maken.
De heer Miedema stelde tegenover het betoog van de
heer Alter, dat de Nederlandsche Bioscoop-Bond thans 42
jaar bestaat en dat er met de begroting nog nooit moeilijk
heden zijn geweest. Er zit in de redenering van de heer
Alter iets aantrekkelijks, maar het zou een sterke uitbrei
ding van de werkzaamheden betekenen. De heer Miedema
zegde toe, dat het Hoofdbestuur de suggestie van de heer
Alter nog nader op zijn merites zal beschouwen.
Nadat de heer Alter er nog op had gewezen, dat de in
de begroting opgenomen contributies slechts voor een ge
deeltelijke dekking van de geraamde lasten kunnen dienen
en dat zonder opbrengsten uit andere bronnen een verho
ging van de contributie noodzakelijk zou zijn, werd de
begroting zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Het voorstel van het Hoofdbestuur om ter dekking van
de kosten verbonden aan een verlenging van de collectieve
actie tot stimulering van het bioscoopbezoek voor het jaar
1963 van de leden een extra bijdrage te heffen van een
kwart procent van de omzet als bedoeld in het Contributie-
besluit 1945 en uit het kapitaal van de weerstandskas
een bedrag van 75.000 te bestemmen als aanvulling op
de baten resulterende uit de extra heffing lokte een uitvoe
rige en geëmotioneerde discussie uit. De heer P. Kijzer
stelde, dat de collectieve campagne doorgang moet vinden,
maar dat het bedrijf zich de lasten daarvan niet kan per
mitteren. De benodigde bedragen moeten komen uit de
weerstandskas. Daardoor zal het bedrijf niet meer in staat
zijn de produktie van Nederlandse films en de speelfilm-
studio's in leven te houden. De heer Kijzer achtte het
263