n ARCHITECT JUN HET WOORD
Inleiding
De situatie
De heren H. J. Schneider en N. H. M. Tummers, architecten te
Heerlen, over de bouw van het Hollandia Theater te Heerlen
De zaal
Toen ongeveer een jaar geleden het Hollandia Theater
te Heerlen officieel opengesteld werd. stond op het pro
gramma van sprekers ook een plaats gereserveerd voor de
architecten van het gebouw. En zoals toen ook voor de
genodigden gezegd, deed dit programmapunt de vraag
rijzen, of de architect nu nog wel spreken moest. Het werk
was immers klaar en opgeleverd. Wat de architect te zeg
gen had, stond getekend op zijn plannen, vermeld in het
bestek en was waar nodig nog met de bouwers besproken
gedurende het werk. Wij besloten tóch nog iets te zeggen
en wel dit: een theater is niet af. wanneer het leeg opge
leverd wordt. Het geheel is pas voltooid, wanneer het be
volkt is. Wij zagen het die openingsavond bevolkt en wij
hebben het nu ongeveer een jaar lang bevolkt gezien. Een
afsluitend woord is nog wel van pas.
Het ging om een nieuw filmhuis. Wat wij niet wilden
stond vast: geen half-schouwburg, geen podium, geen
ophaal-gordijnen. Wat wij wèl wilden, dat was een ge
bouw met het karakter van het camerawerk dat binnen
vertoond zou worden. Ons ontwerpen begon bij het scherm.
Wij ontwikkelden een scherm zonder „voorhang", een
scherm dat zich zelf ontvouwde en dat, wanneer er niet
op geprojecteerd werd, weer opgevouwen als een construc
tivistische plastiek voor in de zaalruimte stond. Deze op
gave aan ons zelf gesteld, kon gerealiseerd worden, maar
was voor alsnog te kostbaar. Projectie en acoustiek bleven
toch het uitgangspunt voor het ontwerpen. Doch zoals
298
Het zuart-uit van
het filmbeeld treft
de bezoeker reeds
bij het betreden van
de zaal.
gezegd, niet minder belangrijk was de opgave om te zor
gen, dat in dit nieuwe filmhuis enige honderden mensen
ook konden genieten van wat wij op basis van die gegevens
onder het dak van het nieuwe Hollandia Theater wilden
realiseren.
Bouwen op acoustische gegevens, da! wil zeggen een
negatief vorm bouwen, waarin de geluidsgolven het pas
send positief worden. Wanneer men echter te nadrukkelijk
met acoustische materialen wil omgaan, moet men er
rekening mee houden te gaan werken met weinig fraaie
en edele materialen.
Het zwart-wit van het lichtbeeld, het acoustisch mate
riaal en de ruimte voor enige honderden mensen waren
dus de gegevens voor het concipiëren van onze bioscoop.
De tweede hoeveelheid gegevens werd geleverd door de
situatie en de voorschriften van brandweer en gemeentelijk
bouwtoezicht. Uit de situatie kwam voort de overgang van
de bouw naar een nieuwe straat tot iets te maken, dat een
goede relatie zou hebben. En dit alles moest geschieden
op een wijze, die niet in strijd zou komen met de voor
schriften.
Nu het gebouw er staat, benadert iedereen het van uit
de nieuwe straat, de „Promenade". Men loopt naar de
toegang toe onder de zaal door. De zaal is namelijk op
de verdieping. Het trottoir loopt dus over de rooilijn
heen en een meter of zeven achter de rooilijn is een tweede
rooilijn, de gevel met de toegangsdeuren en links daarvan
een onder de zaal geschoven café en rechts een winkel.
De grote open ruimte tussen de deurengevel en de
rooilijn is ons haventje voor de stadswandelaars. Het café
heeft er zijn terras, de winkel zijn vitrines en de bioscoop
haar cassa. Vitrines, cassa en terrasmeubels vormen een
wereld op zich, overdekt door de zaal er boven.
Omdat er in de zaal naar de richting van de straat
geprojecteerd wordt, werd de gevel verder een dichte
gevel, logisch als gevolg van het feit dat een filmzaal
een camera obscura is.
ie een kaartje koopt, ontvangt dit op het loketblad
dat van hout is. Het zelfde hout vindt hij terug waar hij de
deuren open duwt, aan de trapleuning, aan de garderobe
balie en binnen, wanneer hij rustig zit, treft de bezoeker
het nogmaals aan als afscherming van het indirekte licht
naast het projektischerm. Boven aan de zeven meter brede
trap met een tussenbordes treft de bezoeker een open hall.
die hem links en rechts de gelegenheid geeft door middel
van een sluis naar de zaal te gaan.
De zaal is zwart. Het skelet van het bouwwerk is nog
zichtbaar, het opvulmateriaal van het skelet, de wanden
dus, zijn zwart, zeer ruw gestucadoord. Aan de verticalen
van het skelet hangen horizontaal vakken opgevuld met
acoustisch materiaal en ingepakt met wit suwide. Tegen
dit witte vlak reflecteren tachtig spots, die op een stang
één meter vóór de wand zijn aangebracht, hun licht. Met
deze wijze van lichtaanbrengen is het idee van het film
huis studio zeer sterk, zeer bepaald.
De wanden liggen open, het skelet tekent zich sterk af
en het nuttige materiaal maakt tevens de decoratie uit. Aan
de beide verticalen van het skelet der voorgevel hangt het
scherm. Het „doek" wordt door de maskers, die de pro-
jektiebreedte bepalen weggeduwd en plisseert zich rechts-
en links.
Hiermede is het visuele van het bouwwerk praktisch
beschreven. Er is niets overbodigs aanwezig, integendeel,
alles is zo sober, dat de te vertonen film werkelijk moet
komen om het totaal compleet te maken. Het theater heeft
nog een tweede ..foyer" als voorruimte van het balcon en
van onder het balcon uit wordt geprojecteerd.
Van foyers kan natuurlijk eigenlijk niet gesproken wor
den. Foyers voor consumpties zijn ook niet nodig aange
zien er beneden praktisch binnenshuis bereikbaar een café-
restaurant is. De halls zijn eigenlijk drentelruimten.
Dit alles bemerkt de bezoeker. De man, die zelf beroeps
halve met bioscopen te maken heeft, interesseert zich
natuurlijk nog voor de gegevens, die bij het produktie-
bedrijf horen.
Het hart is natuurlijk de cabine, daar staan twee nieuwe
Philips-projectoren. De verwarming geschiedt met lucht
en dezelfde apparatuur is tevens de luchtverversingsappa
ratuur. Een aantal bureaukamers huisvesten de admini
stratie. Deze kantoortjes vormen het enige glaselement in
de voorgevel.
H. J. SCHNE1DER - N. H. M. TUMMERS.
Architecten.
Op deze overzichts
foto van de zaal ziel
men duidelijk de de
coratieve junctie, die
door het acoustische
materiaal wordt uit
geoefend.