Internationale
filmfestivals
Europese filmpolitiek
2. Behoudens de bepalingen van ar
tikel 7 is er tussen de lid-staten voor films
die door producenten van de lid-staten
in coproduktie zijn vervaardigd vrij verkeer
ten behoeve van de distributie en de ex
ploitatie.
3. De door producenten van een of
meer lid-staten en producenten van een of
meer derde landen in coproduktie ver
vaardigde films worden beschouwd de na
tionaliteit van de betreffende staat of lid
staten te hebben voor zover de produ
centen) van de lid-staat/staten voor het
grootste gedeelte in de produktiekosten
heeft/hebben bijgedragen, en op voor
waarde dat de artistieke en technische
bijdragen uit die lid-staat/staten belang
rijker zijn dan die uit derde landen.
Artikel 5
De lid-staten staan zonder enige beper
king de invoer, de distributie en de e*
ploitatie toe van:
a) korte films van ongeacht welke
aard;
b) journaals, met dien verstande dat
de bestaande beperkingen op de regel
matige invoer van nieuwsfilms, die niet
bestemd zijn voor projectie in meer dan
één land, nog gehandhaafd kunnen blij
ven;
c) lange films die het karakter dragen
van een documentaire op het gebied van
cultuur, wetenschap, techniek en indus
trie, of die didactische of opvoedkundige
waarde voor de jeugd of voor de verbrei
ding van de Gemeenschapsidee hebben.
Artikel 6
De invoer, distributie en exploitatie in
de lid-staten van de Europese Economi
sche Gemeenschap van films van de
andere lid-staten die in de originele versie
worden vertoond en al dan niet zijn voor
zien van onderschriften in de taal van de
staat waar de exploitatie geschiedt, zijn
aan geen enkele beperking onderwor
pen.
Artikel 7
1. De lid-staten waartussen nog een
contingenteringsstelsel wordt toegepast,
laten op hun grondgebied de import, dis
tributie en exploitatie toe van hun res
pectieve films, die nagesynchroniseerd
zijn in de taal van de staat waar de ex
ploitatie plaatsvindt, op basis van de be
staande contingenten. Deze bedragen na
het van kracht worden van deze richt
lijn ten minste 60 films per filmjaar.
2. Exploitatie van kopieën zal toege
staan zijn na onderlinge overeenstemming
van de bevoegde autoriteiten van de be
langhebbende lid-staten.
3. Geen enkel contingent mag worden
ingesteld door de lid-staten voor films,
zonder onderscheid van categorie, die af
komstig zijn uit andere lid-staten ten op
zichte waarvan er geen beperking in de
vorm van contingenten bestaat.
Artikel 8
De in het kader van de voorgaande ar
tikelen verleende vergunningen geven
recht op het onbeperkt invoeren van ko
pieën, negatieven en reclamemateriaal.
Artikel 9
De bepalingen van deze richtlijn doen
geen afbreuk aan het nog van kracht
zijnde stelsel voor de projectie van na
tionale of daarmede gelijkgestelde films.
Artikel 10
De afgifte van vergunningen voor het
invoeren, distribueren en exploiteren van
films van de lid-staten zal niet onderwor
pen zijn aan enige fiscale last of maat
regel van gelijke werking, die hetzij wat
betreft de toepassing, hetzij wat betreft
de eventuele ontheffing van discrimineren
de aard is.
Artikel 11
De invoerende lid-staten zijn niet ge
houden de vergunningen voor het invoe
ren en het exploiteren op het nationale
grondgebied van de bij artikel 7 vastge
stelde filmcontingenten af te geven, wan
neer deze films niet vergezeld gaan van
een door de uitvoerende staat afgegeven
certificaat van oorsprong, waaruit over
eenkomstig de artikelen 3 en 4 de na
tionaliteit van de film blijkt.
Artikel 12
De lid-staten doen binnen 120 dagen
na kennisgeving de nodige maatregelen
van kracht worden om de huidige richt
lijn uit te voeren en brengen de Com
missie daarvan onmiddellijk op de hoogte.
Artikel 13
Deze richtlijn is gericht tot alle lid
staten.
N.B. Volgens artikel 191 van het Ver
drag worden de richtlijnen van kracht
door kennisgeving aan hen tot wie zij
zijn gericht.
Hieronder geven wij een overzicht van
de tot dusver bekende internationale film
festivals, die in 1963 zullen worden ge
houden:
Oberhausen: Negende Westduitse Dagen
van de Korte Film van 18 tot 23 februari;
Mar del Plata (Argentinië)Vijfde In
ternationale Filmfestival van 13 tot 23
maart;
Cannes: Zestiende Internationale Film
festival van 9 tot 22 mei;
Cannes: Internationaal Festival van Re
clamefilms van 17 tot 23 juni;
Berlijn: Dertiende Internationale Film
festival van 21 juni tot 2 juli;
Venetië: Vierentwintigste Internationale
Filmfestival van 24 augustus tot 7 septem
ber;
Tours: Negende Internationale Dagen van
de Korte Film: in december.
Het Comité de lTndustrie Cinématogra-
phique Européenne (Cl.CE.) en de
Union Européenne du Spectacle Cinéma-
tographique (U.E.S.C.) hebben in het be
gin van januari te Parijs een vergadering
gehouden, waar de beide organisaties ge
zamenlijk hebben overlegd over de toe
komstige Europese filmpolitiek. De ver
gaderingen werden voor de Nederlandsche
Bioscoop-Bond bijgewoond door de heren
Joh. Miedema, C. S. Roem en J. G. J.
In vorige nummers van „Film" hebben wij
reeds uitvoerig geschreven over de vraag
stukken, die aan de eenwording van Euro
pa voor het film- en bioscoopbedrijf ver
bonden zijn. Wij volstaan daarom thans
met de vermelding van de tekst van een
resolutie, die het C.I.C.E. en de U.E.S.C.
gezamenlijk te Parijs hebben vastgesteld.
Het CI.C.E. en de U.E.S.C stellen in
deze resolutie vast, dat bij de huidige
sland van zaken in de meeste leden-staten
van de Gemeenschappelijke Markt in ver
schillende vormen tijdelijke stelsels van fi
nanciële steun aan de produktie bestaan,
die in de landen van de E.E.G. na de af
schaffing van de belasting op de bioscoop
recettes dienen te worden geunificeerd in
een gemeenschappelijk kaderstelsel dat aan
de bedrijfsgenoten een deel van de recette
toekent volgens bepalingen, die op natio
naal niveau door het bedrijf moeten wor
den vastgesteld. Rekening houdende met
de verdwijning binnen korte of lange tijd
van deze verschillende nationale steun
maatregelen voor de produktie spreken zij
nogmaals als hun wil uit om in het ge
meenschappelijk kader een constructieve
oplossing van de gehele problematiek van
het film- en bioscoopbedrijf na te streven.
Het CI.C.E. en de U.E.S.C. bevestigen
het beginsel van de contractuele verdeling
van de recette, die aan de cassa's is ont
vangen; echter om het de produktie mo
gelijk te maken een nieuw economisch
evenwicht te vinden na het verdwijnen van
de nationale steun erkennen zij, dat gedu
rende een bepaalde periode zou kunnen
worden toegestaan, dat op de recette een
voorkeurshefiing wordt gelegd en dat na
afloop van deze periode contractuele over
eenkomsten eventueel een nieuwe heffing
voor een nieuwe periode zouden kunnen
vastleggen.
Zij verklaren, dat deze beginselverkla
ring uiteraard moet worden aangevuld
door een bepaling van de termen en de
duur van de heffing teneinde de onder
tekening van de akkoorden tussen de beide
belanghebbende organisaties mogelijk te
maken.
413