Westduits onderzoek betreffende massamedia Bremen verlaagt vermakelijkheidsbelasting Amerikaanse filmproduktie breidt zich viit Naar samensmelting der Amerikaanse exploitanten organisaties is. in andere Bondslanden nog steeds een niet onaanzienlijke heffing wordt ge handhaafd. De totstandkoming van de filmwet een aangelegenheid van de centrale Duitse overheid betekent voor de bioscoopexploitanten in laatst bedoelde landen derhalve een nieuwe extra last. Aangezien de Duitse deel staten op het stuk van de vermakelijk- heidsbelasting autonoom zijn, heeft de centrale Duitse overheid het niet in de hand om de invoering van de filmwet te combineren met maatregelen op het gebied van de vermakelijkheidsbelasting. Wel wordt door Bonn aandrang op de regeringen der betrokken deelstaten uit geoefend om de vermakelijkheidsbelas ting af te schaffen dan wel drastisch te verlagen. De groeiende ontevredenheid en onge rustheid onder de Westduitse bioscoop ondernemers heeft zich tenslotte ont laden in een telegram, dat de jaarverga dering van het Zentralverband der Deutschen Filmtheater, op 9 en 10 juni in Wiesbaden bijeen, aan de fracties van de Bondsdag heeft gezonden. Daarin hebben de 5.000 bij het Zentralverband aangesloten theaters op de hiervoren vermelde gronden tegen de ontworpen filmwetgeving geprotesteerd. In het bij zonder wordt ernstig bezwaar gemaakt tegen het automatische systeem van uit keringen op basis van de opbrengsten ten behoeve van de Duitse filmpro ducties, waardoor de films met de hoog ste opbrengsten en dus met de meeste winstmogelijkheden de grootste uit keringen zouden ontvangen en de films met geringe omzetten, dat wil zeggen met zeer grote verlieskansen, de laagste uitkeringen. De Duitse bioscoopexploi tanten zien in deze. in economisch op zicht onlogische, methode bovendien een ernstig cultureel gevaar, omdat de pro ducenten door deze uitkeringspolitiek er eerder toe zullen komen de weg van de minste weerstand te kiezen in plaats van de veel grotere risico's te aanvaarden van een artistiek hoogstaand werk. Daar om bepleit de Duitse exploitantenorgani satie een systeem, waarbij verband wordt gelegd tussen det uitkeringen en de op de productie geleden verliezen. De actie van de Duitse bioscoop exploitanten en stappen van de zijde der beide Christelijke confessies hebben ge leid tot uitstel van de behandeling van het wetsontwerp tot na het zomerreces. Naar verluidt zou met dit uitstel mede worden beoogd te geraken tot een zo danige amendering van het wetsontwerp, dat met de nieuwe filmwet inderdaad het gemeenschappelijk belang van alle sec toren van het Westduitse film- en bio scoopbedrijf wordt gediend. Het Duitse parlement heeft de rege ring gevraagd zo spoedig mogelijk ver slag te doen uitbrengen over de concur rentiepositie van pers, radio, televisie en film. Het onderzoek, dat door een aantal onpartijdige personen zou moeten wor den uitgevoerd, behoort zich onder meer te richten op de economische ont wikkeling van de massamedia, op de uitwerking van de door de overheid opgelegde belastingen en op de vrije meningsvorming. Voorts zou een ver gelijking moeten worden gemaakt tussen de situatie op het gebied der massa media in West-Duitsland en Engeland enerzijds en de Verenigde Staten en Japan anderzijds. Volgens het rapport van de economische commissie van de Bondsdag acht men een onderzoek naar en voortdurend in het oog houden van de structuur van de massamedia dringend noodzakelijk. In het rapport aan de Bondsdag, uitgebracht namens de eco nomische commissie door de C.D.U.- afgevaardigde Dr Arnold, werd ook ge vraagd, of de algemeen gehoorde klacht over de ongelijkheid van de concur rentiepositie tussen film en televisie ge rechtvaardigd is. De in te stellen com missie van onderzoek, bestaande uit 5 tot 7 personen, valt onder de verant woordelijkheid van het Ministerie van Economische Zaken. De S.P.D.-afge vaardigde Sanger constateerde, dat van de commissie verwacht mag worden, dat zij onafhankelijk en deskundig te werk zal gaan. Over de verhouding film/ televisie zei hij: „Wij moeten ons van het feit bewust blijven, dat de zeer sterke economische kracht van radio en tele visie nooit zo mag worden gebruikt, dat de economisch minder sterkere media worden benadeeld." De Raad van de stad Bremen heeft in zijn zitting van 6 mei besloten tot een wijziging van de wet op de vermake lijkheidsbelasting. Het belastingtarief is verlaagd van 15 procent tot 10 procent, doch dank zij speciale clausules zal het feitelijke gemiddelde aanzienlijk lager komen te liggen. Bij de vertoning van bijwerk, dat van een speciaal predicaat is voorzien, zal het tarief der vermake lijkheidsbelasting 5 procent bedragen. Wanneer een dusdanige hoofdfilm in vertoning wordt gebracht, is in het geheel geen belasting verschuldigd. De gewij zigde wet treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 1964. De verbetering welke het Amerikaanse bioscoopbedrijf verwacht, heeft ook een gunstige invloed op de filmproduktie in Hollywood. De Amerikaanse filmpro duktie, welke de laatste jaren een regel matige stijging vertoonde is dit jaar tot op heden met een kwart toegenomen ten opzichte van vorig jaar. Op dit moment zijn 38 films in produktie tegen 29 vorig jaar in deze tijd. Komende maand zal aan nog 17 films begonnen worden tegenover 11 in 1963. Vanaf januari 1964 heeft men reeds ruw geschat aan 60 films gewerkt tegen 53 in het vorig jaar en 44 in 1962. Van de 38 films waar men nu aan werkt worden er 11 in het buitenland opge nomen. In het afgelopen jaar werden 12 van de 29 films in het buitenland opgenomen. Metro Goldwyn Mayer en 20th Century Fox leveren tot nu toe de grootste bijdrage met ieder 6 films ge volgd door Columbia met 5 en United Artists en Universal met ieder 4 pro- dukties. In de Verenigde Staten van Amerika bestaan van oudsher twee grote orga nisaties van bioscoopexploitanten, te weten Allied States Association of Mo- tion Picture Exhibitors en Theatre Owners of America. Het ligt voor de hand, dat zich onder invloed van de grote gemeenschappelijke problemen waarvoor het bioscoopbedrijf zich in zonderheid ook in Amerika gesteld ziet, de behoefte deed gevoelen aan samen smelting, althans aan een vorm van samenwerking. Na uitvoerige besprekingen is begin mei door de beide organisaties besloten geleidelijk men denkt aan een tijdvak van twee jaar te komen tot één over koepelende bond van Amerikaanse bio scoopexploitanten. Intussen zal een uit voerend comité, samengesteld uit een gelijk aantal leden der beide organisaties, optreden voor en spreken namens de gehele Amerikaanse bioscoopexploitatie in alle gevallen waarin gemeenschappe lijke nationale belangen aan de orde zijn. De overgrote meerderheid der Ameri kaanse bioscoopexploitanten is van oor deel, dat door deze historische beslis sing van Allied en T.O.A. de behartiging van hun zakelijke belangen doeltreffen der en intensiever zal kunnen geschie den dan onder de oude situatie het ge val was. 267

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1964 | | pagina 17