Tussentijdse examens
Ledenvergadering
Bedrijfsafdeling Filmverhuurders
Jaarvergadering
bioscoopreclame-exploitanten
12. Welk verschil is er tussen optisch en magnetisch geluid:
a. voor wat betreft de vastlegging op de film;
b. voor wat betreft de plaats van de aftasting ten op
zichte van het filmbeeld;
c. voor wat betreft de geluidskwaliteit.
Opgaven Brandbeveiligingsvoorschriften, 2 juni 1964
beschikbare tijd IV2 uur
1. Wat zijn de functies van de noodschakelaar? Waar moet
deze schakelaar zich bevinden?
2. Waarom is een rookdichte afsluiting tussen toeschou
wersruimte en projectiecabine voorgeschreven? Hoe
moet die worden uitgevoerd?
3. Verdient een electrische valklepinrichting de voorkeur
boven een mechanische? Verklaar Uw antwoord.
4. Wanneer en voor welk doel mag in de projectie-afdeling
open vuur worden gebruikt?
5. Welke verschillen in electrische voeding zijn er tussen
de transparant- en de minimumverlichting? Waarom is
dat aldus voorgeschreven?
6. Welke eisen worden gesteld aan een accu-ruimte? Hoe
moet de toegangsdeur zijn uitgevoerd? Waarom worden
aan deze ruimte speciale eisen gesteld?
7. Op welke stroombron gaat de noodverlichting branden
als van de daarvoor bestemde drukknoppen in de zaal
gebruik wordt gemaakt? Waarom is dat zo? Hoe kan de
noodverlichting weer worden uitgeschakeld?
8. Welke soorten brandblusapparaten kent U? Waarom is
het gebruik van koolzuursneeuw als blusmiddel in de
cabine aan te bevelen? Verklaar in het kort de werking
van dit blusapparaat en vermeld daarbij waarom naar
Uw mening de sneeuwhoorn en het handvat daarvan
nimmer van metaal zijn vervaardigd.
9. Noem tenminste drie veiligheidsbepalingen die gelden
ten opzichte van het projectietoestel en verklaar in het
kort de bedoeling daarvan.
10. Welke twee eisen worden gesteld aan de laadinrichting
van de accu-batterij?
De uitslag van dit deel van het examen kan pas in
combinatie met het mondelinge examen, dat in de laatste
week van augustus a.s. plaats vindt, nadien worden bekend
gemaakt.
In de maand mei zijn voor de eerste maal tussentijdse
examens ter verkrijging van het Praktijkcertificaat ge
houden.
Helaas moet worden gezegd, dat deze examens geen
succes zijn geworden. Er zijn in de plaatsen Amsterdam,
Rotterdam en Groningen in totaal 12 candidaten geëxami
neerd, waarvan er slechts 4 slaagden. Aan twee candidaten
zal nog een aanvullend examen in het onderdeel Brand-
beveilingsvoorschriften worden afgenomen en van de overige
zes candidaten straalden de meesten op het brandbeveili
gingsgedeelte.
Dit onderwerp wordt in de schriftelijke cursus in niet
meer dan vier lessen behandeld. Bij een gedegen bestudering
van deze leerstof, die ten hoogste vier a vijf weken in
beslag behoeft te nemen, is succes op het examen dan ook
practisch verzekerd. Echter moet steeds worden gecon
stateerd, dat de betekenis van dit belangrijke onderdeel
van de opleiding wordt onderschat, althans dat diverse
candidaten menen met een oppervlakkige kennis van deze
materie te kunnen volstaan. Teleurstelling kan dan niet
uitblijven, daar door de brandweerdeskundigen die dat
examen afnemen nu eenmaal een nauwkeurige kennis van
de verschillende voorschriften en dit zijn er bepaald
niet al te veel meer wordt verlangd.
Mogen deze regels een waarschuwing vormen voor toe
komstige candidaten om zich ook op dat deel van het
examen voor te bereiden.
De Bedrijfsafdeling Filmverhuurders heeft op vrijdag
22 mei onder leiding van haar Voorzitter, de heer C. S.
Roem, op het Bondsbureau een zeer goed bezochte buiten
gewone ledenvergadering gehouden, welke voornamelijk
was uitgeschreven ter verkiezing, overeenkomstig artikel
25 van het Algemeen Bondsreglement, van vijf leden van
de Ledenraad in de vacatures, ontstaan door het periodiek
aftreden van de heren E. van Buren, R. A. H. Herzet,
P. Kijzer en J. P. M. A. Smulders, alsmede door het tussen
tijds aftreden van de heer P. J. N. R. Ooms.
Bij enkele candidaatstelling werden respectievelijk be
noemd de heren E. van Buren, directeur van Rank Film
Distributors (Holland) N.V., R. A. H. Herzet, lid van
de Raad van Beheer van Columbia International Films
(Holland) N.V., L. J. Paerl, directeur van Universal Film
Agency N.V., J. P. M. A. Smulders, directeur van de N.V.
City Film, en P. Silvius, directeur van Paramount Films
N.V.
Tijdens de rondvraag werd omstandig van gedachten
gewisseld over het huidige beleid van de Centrale Com
missie voor de Filmkeuring.
Onder leiding van haar Voorzitter, de heer J. Smit, heeft
de Nederlandsche Vereeniging van Bioscoopreclame-Exploi
tanten op 2 juni haar jaarlijkse ledenvergadering gehouden.
De financiële jaarstukken zowel als het jaarverslag van
de Secretaris, de heer H. W. Hagenberg, werden goed
gekeurd. Het uitgebreide verslag bevat verscheidene in
lichtingen die de bioscoopondernemers, de filmproducen
ten en de filmfabrikanten zeker zullen interesseren, onder
andere dat de opbrengst der vertoonde reclame van de
bioscopen wederom is gestegen en in 1963 ƒ3.343.393,
bedroeg, waarvan aan filmreclame 1.537.559,(Het
verslag werd om deze reden evenals vorige jaren aan de
leden-bioscoopexploitanten alsmede -filmfabrikanten en
-producenten van de Nederlandsche Bioscoop-Bond toe
gezonden).
Het periodiek aftredend Bestuurslid, Voorzitter J. Smit,
werd bij enkele candidaatstelling herkozen.
Aangenomen werd een voorstel tot vaststelling van een
„Reglement op de invitatiebiljetten", waaromtrent contact
wordt opgenomen met de Bioscoop-Bond. In behandeling
kwam verder een rapport van de Studiecommissie Dia
reclame, dat aanleiding was om vooralsnog geen wijziging
te brengen in de bestaande projectiemethode van dia
reclame.
Ten slotte werd benoemd een Studiecommissie Medium
Bioscoopreclame, bestaande uit Mej. M. C. Opdam, als
mede de heren G. J. van den Brink en R. H. F. J. Wubbe,
die tot taak zal hebben het Bestuur te adviseren in verband
met een mogelijk in te stellen onderzoek naar de betekenis
van de bioscoop als reclamemedium.
270