gehecht en hetwelk beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Raad partijen heeft opgeroepen tot zijn zitting op maandag 27 april 1964 op het Bureau van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, Jan Luykenstraat 2 te Amsterdam, teneinde haar in de gelegenheid te stellen haar wederzijdse standpunten nader mondeling toe te lichten; dat aldaar zijn verschenen Mr P. van Schravendijk, rechts kundig raadsman en gemachtigde van Mevrouw H. W. van der Tooren-Starreveld, en de heer H. Brand, eveneens gemachtigde van Mevrouw Van der Tooren, enerzijds en de heer B. A. G. Heemskerk, Mr J. M. van Breukelen, zijn rechtskundig raadsman en Mevrouw G. W. van Doorn, leidster van de door de heer Heemskerk geëxploiteerde Nutsbio te Schoonhoven, anderzijds; dat partijen zich ermede accoord hebben verklaard het beroep en het tegenberoep te voegen en daarover in één vonnis te beslissen; dat Mr P. van Schravendijk namens partij-Van der Tooren in hoofdzaak heeft verklaard, dat de bestaande verzekering op het Reunie Bioscooptheater door partij-Heemskerk kan worden overgenomen; dat het aan partij-Van der Tooren niet bekend is, dat deskundigen de Reunie bioscoop hebben bezocht; dat de heer Brand, die als bedrijfsleider optreedt, daarvan nooit op de hoogte is gesteld; dat de heer Brand na zijn vacantie contact met partij-Heemskerk heeft opgenomen en dit niet van de kant van partij-Heemskerk is gebeurd; dat een bespreking nodig was om enige gegevens uit te wisselen met het oog op het transport van de acte; dat deze op 20 augustus plaats vond en toen niet bleek van bezwaren van de zijde van partij- Heemskerk; dat die pas op de dag voordat het transport zou plaats vinden aan de orde zijn gekomen en voor de heer Heemskerk aanleiding waren de koopsom met a te willen verminderen; dat partij Heemskerk in de twee maanden voor het transport beschikbaar waren, geen vergunning heeft aangevraagd; dat partij-Heemskerk op de dag dat het transport had moeten plaats vinden een exploit aan partij-Van der Tooren heeft uitgebracht; dat dit slechts kan worden gezien als een poging van partij-Heemskerk om haar wanprestatie te dekken; dat ingeval partij-Heemskerk de ver gunning eerder en wel in de zomermaanden had aangevraagd en de gemeente ook toen niet binnen twee maanden zou hebben beslist, partij-Van der Tooren dan uiteraard aan een uitstel van het transport zou hebben medegewerkt; dat partij-Van der Tooren ook van het tweede bezoek van deskundigen niets weet; dat partij-Heemskerk nergens stelt wat de wijzigingen, die inmiddels in de bioscoop zouden zijn aangebracht, precies inhouden; dat dit begrijpelijk is, omdat zij niets inhouden; dat het betreft het aanbrengen van een draad van vier meter in een plastic buis, hetgeen door het eigen personeel is gedaan en door derden geen enkele wijziging is aangebracht; dat er geen regelmatig contact is geweest tussen partij-Van der Tooren en de gemeente Gouda; dat spreker alleen tweemaal heeft ge ïnformeerd naar de vergunning; dat hij hierop tweemaal ten antwoord heeft gehad dat nog inlichtingen moesten worden ingewonnen en binnenkort bericht zou komen; dat er verder geen contact is geweest; dat partij-Heemskerk tijdens de zitting van de Commissie van Geschillen wel degelijk heeft verklaard tot tweemaal toe niet mede te willen werken aan een transport als de vergunning door het gemeentebestuur alsnog zou worden verleend; dat de overschrijding van de termijn van twee maanden door het gemeentebestuur geen civiel rechtelijke betekenis heeft; dat de Commissie van Geschillen te ver is gegaan met consequenties te verbinden aan het over schrijden van deze termijn, omdat deze nergens op zijn ge baseerd; dat er duidelijk een geval van wanprestatie van de tegenpartij is; dat partij-Van der Tooren niet accoord kan gaan met de door de tegenpartij gedeclareerde kosten, die niet zijn gespecificeerd; dat partij-Van der Tooren de juistheid van deze vordering van partij-Heemskerk bestrijdt; dat Mr J. J. M. van Breukelen namens partij-Heemskerk in hoofdzaak heeft verklaard, dat er bij partij-Heemskerk op het moment dat de voorlopige koopacte werd opgemaakt enige twijfel bestond, die aan het slot van de voorlopige overeen komst is vastgelegd; dat men een dergelijke clausule niet doet opnemen als men niet veronderstelt dat er iets niet in orde is; dat vervolgens partij-Heemskerk van zijn verzekeringsmaat schappij bericht ontving, dat deze het pand niet wilde ver zekeren; dat bovendien twee deskundigen een min of meer alarmerend rapport uitbrachten; dat in verband met het af lopen van de termijn een beslissing moest worden genomen, doch partij-Heemskerk twijfelde; dat hij zich bereid ver klaarde aan het transport mede te werken als in het definitieve contract eenzelfde eindclausule werd opgenomen als in het voorlopige; dat partij-Van der Tooren dit heeft geweigerd; dat daarop op 19 september het exploit is uitgebracht; dat de zaak toen voor de arbitrage is gebracht; dat spreker het met de Commissie van Geschillen eens is, dat nu niet binnen twee maanden op de aanvrage om een vergunning is beslist, de situatie in het theater blijkbaar niet zo is, dat een vergunning kan worden gegeven; dat het merkwaardig is dat het gemeente bestuur nimmer contact met de aanvrager, partij-Heemskerk, heeft opgenomen; dat het zeer laakbaar is, dat partij-Van der Tooren zonder enige voorkennis van partij-Heemskerk of van de Commissie van Geschillen verbeteringen aan het pand heeft aangebracht; dat dit meer betrof dan het leggen van 4 meter draad in een buis, waarbij verwezen zij naar pagina 5 van het vonnis van de Commissie van Geschillen; dat het door het gebeurde niet meer mogelijk is de staat van 19 september te beoordelen; dat partij-Van der Tooren door het aanbrengen van de wijzigingen iedere verdere aanspraak heeft verloren; dat partij-Heemskerk op haar aanvrage nog niets had gehoord ten tijde van de tweede behandeling door de Commissie van Ge schillen; dat de raadsman van partij-Van der Tooren toen echter mededeelde, dat de vergunning over een dag of veertien zou afkomen; dat uit een en ander moet worden geconcludeerd, dat er een nauw contact tussen partij-Van der Tooren en het gemeentebestuur is geweest; dat voor wat betreft de eis tot een kostenvergoeding zij opgemerkt, dat het redelijk is, dat partij- Van der Tooren over het door partij-Heemskerk gestorte bedrag van rente betaalt; dat er sprake is van een onrechtmatige verrijking van partij-Van der Tooren; dat voorts voor partij-Heemskerk uit het contact met de Westlandse aan kosten zijn voortgevloeid; dat partij-Heemskerk de Raad verzoekt ten aanzien van de kostenvergoeding een beslissing te nemen in dien zin, dat deze vordering haar wordt toegewezen en dat zij voorts verzoekt de beslissing van de Comissie van Geschillen voor het overige te handhaven; dat de heer Heemskerk in hoofdzaak heeft verklaard, dat hij de eerste tijd na het sluiten van de voorlopige koopacte te druk bezet is geweest om zich met de verdere afwikkeling te kunnen bezighouden; dat hij in die tijd zijn operateurs, die met vakantie waren, moest vervangen; dat bovendien de heer Brand met vacantie afwezig was; dat op het moment van het ondertekenen van de voorlopige overeenkomst een en ander bekend was; dat spreker regelmatig heeft opgebeld om te in formeren of de heer Brand, die langer weg bleef dan voor zien, al terug was; dat de heer Brand spreker eerst op 18 augustus telefonisch heeft medegedeeld dat hij terug was; dat spreker toen direct op 19 augustus naar hem toe is gegaan; dat spreker eerst na terugkomst van de heer Brand een inzicht in de filmbooking kon krijgen; dat hij zijnerzijds niet stil heeft gezeten, hetgeen blijkt uit zijn rondschrijven aan de filmver huurkantoren; dat een vergunning normaal binnen veertien dagen wordt verleend; dat het spreker allengs duidelijk is geworden, dat het Reunie Bioscooptheater niet in orde was; dat spreker, die al zijn verzekeringen over één kantoor heeft lopen, ook het Reunie Bioscooptheater daar wilde onderbrengen; dat de verzekeringsmaatschappij het Reunie Bioscooptheater af keurde en adviseerde de lopende verzekering over te nemen; dat een en andere betekende, dat het theater niet brandongevaarlijk was; dat spreker zich onder deze omstandigheden niet tot de ge meente kon wenden met een aanvrage om een vergunning, omdat de gemeente ongetwijfeld een onderzoek zou gaan instellen met als gevolg een sluiting van de bioscoop; dat spreker dit wilde voorkomen, omdat hij de zaak wilde hebben; dat de situatie 274

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1964 | | pagina 24