Belasting op vermakelijkheden In memoriam Overeenkomstig het voorstel van college van Burgemees ter en Wethouders heeft de Raad van de gemeente Borculo in zijn vergadering van 6 februari besloten de belasting op bioscoopvoorstellingen wederom met 5 procent te ver lagen en te brengen op 10 procent. De raad besloot op 22 mei 1963 het tarief al te verlagen van 20 procent tot 15 procent, maar wegens de toegenomen moeilijkheden voor de exploitatie van het bedrijf had de exploitant van de bioscoop te Borculo opnieuw om verlaging van het tarief verzocht. De Raad der gemeente Geldrop heeft in de openbare ver gadering van de Raad, gehouden op 20 mei 1964, besloten het tarief voor film- en bioscoopvoorstellingen van 20 pro cent te verlagen tot 15 procent van de onzuivere opbrengst. Over voorstellingen van films als bedoeld in artikel 1, lid 2 onder 2e der Bioscoopwet zal geen belasting meer worden geheven. Tot nu toe werd in Geldrop over deze voor stellingen 10 procent belasting geheven. Op 22 mei heeft de Raad van de gemeente Purmerend zijn goedkeurig gehecht aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders om het tarief voor normale bioscoopvoor stellingen te verlagen van 25 procent tot 20 procent, terwijl het uitzonderingstarief voor voorstellingen met artikel 1- films werd bepaald op tien procent. Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Heer heeft een voorstel bij de Raad aanhangig gemaakt tot algehele afschaffing der vermakelijkheids- belasting. In september 1963 had de Raad van deze ge meente reeds besloten de door de plaatselijke verenigingen georganiseerde vermakelijkheden van belasting vrij te stellen. Vervolgens is een door de bioscoopexploitant in Heer ingediend verzoek om zo mogelijk ook algehele vrijstelling van vermakelijkheidsbelasting te verlenen ten aanzien van bioscoopvoorstellingen door het college van Burgemeester en Wethouders in behandeling genomen. Het tarief van de belasting op bioscoopvoorstellingen bedraagt 15 procent, met dien verstande, dat films met een culturele en sociaal- paedagogische strekking met 10 procent worden belast. Burgemeester en Wethouders zijn op basis van de door de exploitant verstrekte gegevens tot de slotsom gekomen, dat met het oog op de minieme winsten ernstig rekening moet worden gehouden met stopzetting van het plaatselijke bio scoopbedrijf. Het college van Burgemeester en Wethouders heeft zich blijkens zijn voorstel op het standpunt gesteld, dat alles in het werk moet worden gesteld om een zodanige stopzetting te voorkomen, aangezien de aanwezigheid van een bioscoop in een gemeente zeker in deze tijd met zijn problemen op het stuk van de vrije-tijdsbesteding als een waardevol iets moet worden beschouwd. Handhaving van de bioscoop zou volgens Burgemeester en Wethouders slechts te realiseren zijn door drastische verlaging van het belastingpercentage voor bioscoopvoorstellingen of vrijstel ling van belasting voor deze voorstellingen. In het laatste geval zou in de gemeente Heer slechts vermakelijkheids belasting worden geheven op enkele door caféhouders ge organiseerde dansavonden en op mechanische muziek instrumenten in cafélokalen. Geconfronteerd derhalve met de beslissing inzake al of niet algehele afschaffing der vermakelijkheidsbelasting heb ben Burgemeester en Wethouders van Heer zich op het standpunt gesteld, dat heffing van vermakelijkheidsbelasting voor het overgrote deel der vermakelijkheden als een anachronisme moet worden aangemerkt. Letterlijk wordt in het voorstel van Burgemeester en Wethouders een ar tikel in „Het Limburgs Dagblad" dd. 6 juni geciteerd, waarin onder meer wordt opgemerkt: „Wij hebben andere gronden om deze vermakelijkheidsbelasting aan te vallen. Wij menen dat deze belasting een overleefd begrip is. Al vormt ze voor onze gemeente (Red.: het artikel had betrek king op Gulpen) een voor de hand staand melkkoetje, daarom is het nog niet juist steeds maar naar dit beest te grijpen. Vermakelijkheidsbelasting stamt dunkt ons uit de dagen, dat vermaak nog een luxe was, speciaal voorbehouden aan een bepaalde klasse. De tijden zijn inmiddels iets veranderd. Wij zijn nu zover, dat „vrije tijdsbesteding" is dat niet het nette woord voor ver maak? een probleem is geworden. Hoe houden wij de mensen in hun vrije tijd bezig op verantwoorde wijze? Is het dan niet volkomen in tegenspraak met ons ijveren voor goede vrijetijdsbesteding als wij belasting gaan heffen zo gauw de mensen hun vrije tijd met vermaak gaan vullen. Wij gaan iets belasten, dat wij als noodzakelijk zien. Er is nog een belangrijke kant aan deze kwestie. Deze belasting treft allereerst de particuliere ondernemer en dat verdienen deze mensen niet. Het zijn steeds particulieren, die vóór gaan bij het scheppen van vermaakgelegenheden en daar door onze steden en dorpen aantrekkelijker en meer be woonbaar maken. Denkt aan onze bioscoopexploitanten. Dat zij winstoogmerken hebben, wie neemt het ze kwalijk. De fiscus vindt ze overigens toch wel. Maar dat zij omdat ze voorzien in een dringende behoefte tot ontspanning, in hun exploitatie extra gedwarsboomd moeten worden door een vreemde vermakelijkheidsbelasting, is een onredelijk heid. In deze wereld waarin bewust wordt gestreefd naar werktijdverkorting om de mens meer gelegenheid te geven tot „leven", is vermakelijkheidsbelasting een anachronisme". Mede gezien de betrekkelijk geringe betekenis van de opbrengst der vermakelijkheidsbelasting in het geheel van de gemeentelijke begrotingspositie acht het college van Burgemeester en Wethouders van Heer totale afschaffing van de vermakelijkheidsbelasting derhalve de logische con sequentie van de ontwikkeling op het terrein van het vermaak. Op 5 juli 1964 is na een kort ziekbed heengegaan de heer B. van Dijk, exploitant van de Goorse Bioscoop in Goor. Hij bereikte de leeftijd van 67 jaar. De heer Van Dijk vestigde zijn bioscoop in 1929 en heeft deze zaak sedertdien onafgebroken geëxploiteerd. Hij was een van de niet op de voorgrond tredende bedrijfsgenoten, die in een kleine plaats naar buiten onopvallend en op uitstekende wijze een bioscoop exploiteren en daarmede jaar in jaar uit aan de inwoners ter plaatse en in de omgeving zomede aan de goede naam van ons bedrijf een grote dienst bewijzen. Dat hij ter plaatse een geacht en gezien burger was, bleek uit de grote belangstelling tijdens de crematieplechtig heid, welke te Dieren plaatsvond op donderdag 9 juli. Namens de Afdeling Het Oosten waren hierbij aanwezig de heren I. Santé Thedinga, Vice-Voorzitter, en R. Nassette, lid van het Bestuur. Het Hoofdbestuur heeft een schrifte lijke condoleance aan de familie gezonden. 257

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1964 | | pagina 7