In memoriam De 15e reclamefilmdag Op 29 mei overleed na een langdurig ziekbed de heer A. C. Ch. Aalderink, directeur van Titra Film Labora torium N.V. te Amsterdam. De heer Aalderink bereikte de leeftijd van 65 jaar. Voor het bedrijf kwam zijn heengaan volkomen onverwacht. De heer Aalderink werd in november 1953 aangesteld als leider van genoemde N.V. Na het uittreden van de toenmalige directeur, de heer G. Bakker, in januari 1958, benoemden de aandeelhouders hem tot directeur. Het be drijf telt verscheidene cliënten onder de filmverhuurders, wier films in dit laboratorium van Nederlandse voettitels worden voorzien. Bij de teraardebstelling van de overledene op 2 juni op de begraafplaats Zorgvlied waren vele bedrijfsgenoten aan wezig om afscheid van hem te nemen. De heer P. J. N. R. Ooms sprak namens het Hoofdbestuur van de Bond en het Bestuur der Bedrijfsafdeling Filmverhuurders woorden van afscheid. In zijn kwaliteit van collega-filmproducent herdacht de heer H. S. Boekman bij onstentenis van de Voorzitter der Bedrijfsafdeling Filmfabrikanten en Filmproducenten de overledene, die hij schetste als een prettige en eerlijke zaken relatie. De zoon van wijlen de heer Aalderink dankte namens de familie voor de belangstelling. In het Amsterdamse Flora Theater is op 29 mei voor de vijftiende maal de jaarlijkse Reclamefilmdag gehouden, uitgaande van het Genootschap voor Reclame. Ook dit jaar was de belangstelling voor de Filmdag weer groter dan ooit, zodat bijna alle zitplaatsen bezet waren. In zijn openingsrede heeft de Genootschapsvoorzitter, Jhr. W. van Andringa de Kempenaer, een fel protest aan getekend tegen een uitlating van de voorzitter van de V.A.R.A. als zou een mogelijke financiering uit reclame gelden van overigens geheel onafhankelijke programma's eenvoudig als boerenbedrog bestempeld dienen te worden. Verder heeft de heer Van Andringa de Kempenaer in zijn openingsrede aandacht besteed aan de consequenties voor het reclamevak van de loon- en salarisexplosie 1964 en het jongerenprobleem binnen de reclamewereld. Na de opening werden allereerst vertoond de vijftien Nederlandse reclamefilms, die in de loop van het jaar 1963 voor het eerst in een Nederlands theater tegen beta ling van roulementskosten zijn vertoond en die ter be oordeling waren ingezonden aan de Jury voor de Jaar prijzen, bestaande uit Drs P. F. T. Witmer, Voorzitter, namens het Genootschap voor Reclame, de heer H. E. Janssen namens de Vereniging voor Erkende Advertentie- bureau's, de heer G. J. H. Dujardin namens het Hoofd bestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, de heer H. W. Hagenberg namens de Nederlandsche Vereeniging van Bioscoopreclame-Exploitanten, de heer A. van Heyst namens de Bond van Adverteerders en de heer L. W. R. Meyer namens de Bedrijfsafdeling Filmproducenten en Filmfabrikanten van de Nederlandsche Bioscoop-Bond. Over deze films had de jury het volgende rapport uit gebracht: „In totaal werden er 15 reclamefilms beoordeeld, die door 7 filmproducenten waren ingezonden. Deze reclamefilms, die in 1963 tegen betaling van de roulementskosten in het openbaar zijn vertoond en die in Nederland zijn gepro duceerd, werden beoordeeld overeenkomstig de voorwaar den „Jaarprijzen voor reclamefilms". De elementen waarin de films werden gewaardeerd waren: 1overbrenging van de verkoopboodschap; 2. gebruik maken van de film als medium; 3. beantwoording aan de eisen van goede smaak. De Jury onderwierp de 15 reclamefilms eerst aan een voorselectie, waarbij minstens twee juryleden hun stem moesten uitbrengen op een film, opdat deze voor een tweede selectie in aanmerking zou kunnen komen. Bij de tweede selectie, waarvoor 6 films in aanmerking kwamen, gaven de juryleden ieder voor zich een cijfer 1 t/m 10. Opmerkelijk was het feit, dat er ditmaal voor het eerst geen poppen- en ook geen tekenfilms ter beoordeling zijn ingestuurd. Van de 15 ingezonden films zijn er 5 die een speeltijd hebben van één minuut. Het aantal cinemascope- films bedroeg eveneens 5. Bij de beoordeling werd geen rekening gehouden met het serie-element zoals dit bijvoorbeeld bij de reclamefilms van Peter Stuyvesant het geval is en waardoor een continuïteit mag worden geconstateerd, die de mogelijkheid biedt de verkoopboodschap pas op verantwoorde wijze aan het eind van de film te brengen. De Jury kwam tot de conclusie dat er onvoldoende gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden van het medium film. Over het algemeen zijn de ingezonden reclamefilms van een verantwoord niveau, waardoor een zekere middelmatigheid met weinig uitspringers, die bepaald niet slecht is te noemen, ontstaat. Originele vondsten in scenario of in het gebruik van filmische effecten zijn sporadisch. De live-action-reclamefilms vertonen in de loop der jaren een gestage, langzame vooruitgang. Gezien het totale peil kwamen naar de mening van de Jury dan ook slechts twee films voor bekroning in aan merking. De twee gelijkwaardige bekroningen werden toegekend aan: a. „Zo zijn onze dagen", een reclamefilm voor North State, geproduceerd door N.V. Joop Geesink's Starfilm in opdracht van The British American Tobacco Cy., Am sterdam. Deze film combineert tegen de romantische achtergrond van een wereldhaven het element van stoerheid en man nelijkheid met een aansprekende menselijke benadering. Zonder het gegeven geweld aan te doen wordt in een logische opbouw de verkoopboodschap op verantwoorde wijze naar voren gebracht; b. „Simca 1000", geproduceerd door Oscar Film N.V. in opdracht van Simca Nederland N.V., Schiedam. In een korte tijdsduur van één minuut wordt hier dyna misch de verkoopboodschap centraal gesteld, waarbij van begin tot eind duidelijk de verschillende eigen schappen en dus uitgebreide informatie over het product worden verstrekt. Een sterke krachtige benadering. 258

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1964 | | pagina 8