Jury-rapport Staatsprijs Filmkunst 1965 De jury die bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, nummer Kunsten, film 65630 van 8 april 1965, is ingesteld voor het toekennen van de Staatsprijs Filmkunst 1965 en die is samengesteld uit Ch. Boost, voorzitter, J. Blokker, B. Haanstra, C. A. Koppies, H. Wielek, leden en G. J. van der Molen, secre taris, heeft de eer Uwe Excellentie zijn rapport aan te bieden. Onder de films die de jury ter beoordeling voorgelegd waren in totaal 37 films bevond zich een groot aantal televisieproducties die in enkele gevallen de aandacht trok ken door een boeiende opzet en een voortreffelijk vak manschap en door een wegvallen van de scheidingslijnen tussen films, gemaakt voor televisie en die, bedoeld voor bioscoopgebruik, waardoor zij als volwaardige mededingers konden worden beschouwd. Over het algemeen kon worden vastgesteld dat het totaal der inzendingen een verheugende variatie in onderwerp en uitwerking te zien gaf en zich op een opmerkelijk artistiek niveau wist te handhaven. Al moet het de jury ook ditmaal van het hart dat de aanwezigheid van enige ingezonden films slechts verklaard kon worden uit een ernstig gebrek aan zelfkritiek bij de betrokken filmers of uit een gemis aan besef dat het hier ging om de hoogste onderscheiding die in Nederland op filmgebied verleend kan worden. Verder viel het de jury op, dat ditmaal bij deze twee jaarlijkse competitie van korte Nederlandse films het aan deel van een jonge generatie van filmmakers duidelijker merkbaar was dan bij vorige gelegenheden. Deze gezonde ontwikkeling die een element van uiterlijke en soms ook van innerlijke vernieuwing en in ieder geval van jeugdig elan aan de gehele inzending toevoegde, werd door de jury als een verheugend verschijnsel gezien, waaruit de conclusie gewettigd leek dat de bemoeienissen van de overheid in film- zaken, zoals het verlenen van subsidies of het toekennen van een staatsprijs, klaarblijkelijk ook een aanmoedigende en stimulerende uitwerking hebben gehad op deze be ginnende filmers. Bij het bepalen van zijn eindconclusie heeft de jury tenslotte zijn aandacht bepaald op een tweetal films, waarvoor een zo duidelijke en gelijkelijk verdeelde voorkeur bleek te bestaan dat de jury niets liever had gedaan dan beide voor de hoogste onderscheiding voor te dragen. Waar dit volgens het reglement nu eenmaal onmogelijk was, heeft de jury na een langdurig en nauwkeurig afwegen van de ver diensten van ieder der bedoelde films tenslotte besloten Uwe Excellentie voor te stellen de Staatsprijs Filmkunst 1965 toe te kennen aan „Een zondag op het eiland van de Grande Jatte" van Frans Weisz. Met een jeugdig enthousiasme dat echter nergens in on beheerstheid oversloeg, en met een speelsheid die bijna on-nederlands aandoet, heeft Frans Weisz een lichtvoetig en zinvol filmpje gemaakt ter propagering van het boek. Hij heeft daarbij zonder nadruk en steeds verantwoord gebruik gemaakt van allerlei stijlfiguren van het nieuwe filmen, zodat zijn werkstuk een duidelijk eigentijds karakter bezit. Zonder ook maar enigszins tekort te doen aan zijn waardering voor het aandeel dat de medewerkers Anton Koolhaas voor het filmgegeven, Gerard Vandenberg voor het camerawerk, Robert Heppener voor de muziek en Hans van Maanen voor de choreografie, in het uiteindelijk De minister overhandigt Frans Weisz de Staatsprijs. resultaat hebben gehad, had de jury bewondering voor het grote gemak en de eigen inventie, waarmee Frans Weisz gebruik had weten te maken van deze waardevolle bij dragen. Wat de eervolle vermeldingen betreft, waarover hij ook zijn voorstellen mag doen, was de jury het erover eens dat voor deze onderscheiding, die hij niet gradueel ver schillend van zijn vorige nominatie wil zien, „Blind kind" van Joan van de Keuken in aanmerking moest komen. Deze, oorspronkelijk voor de televisie gemaakte film die echter geheel bleek te passen in het kader van een bioscoopprojectie, trof de jury o.m. door de beheerste en onsentimentele wijze, waarop Joan van der Keuken een emotioneel sterk geladen onderwerp had benaderd. De keuze van zijn opnamen en de doordachte bouw van zijn reportage bewezen hoezeer de filmer zich bij zijn onderwerp be trokken had gevoeld, zonder dat hij daarbij in de rol van een door medelijden bewogen toeschouwer was vervallen. Van der Keuken benadert langs verschillende kanten de wereld van het blinde kind en in zijn onthullende en vaak dramatisch werkende beelden legt hij vooral het accent op de geestkracht en het niet te stuiten doorzettings vermogen, waarmee de jeugdige blinde zijn handicap tracht te overwinnen, niet om daarna met een goedkoop medelijden beloond te worden, maar om als een vol waardige door de maatschappij te worden aanvaard. Dat is de behartigenswaardige les van deze intens doorleefde en humane film. Op geheel andere gronden ging de voorkeur van de jury uit naar „Interludium Electronicum" van Hattum Hoving, waarmee deze filmer opnieuw na „Os mundi" en „De akker voedt, voedt de akker" het bewijs leverde een intelligente en doeltreffende vorm te kunnen vinden voor een moeilijke opdracht. De wijze waarop Hoving de leek weet te interes seren voor electronische mysteries onthult een vakmanschap en een vindingrijkheid die geen moeilijkheden uit de weg gaan en die een ontoegankelijk onderwerp, zo niet begrij pelijk dan toch tot een voortdurend boeiend en visueel-aan trekkelijk schouwspel weten te maken dat tot belangstelling prikkelt. De jury stelt dan ook eenstemmig Uwe Excellentie voor „Interludium Electronicum" een eervolle vermelding te willen geven, waarmee een bedrijfsfilm zou worden onder scheiden die in zijn genre opvalt door een onafhankelijke instelling bij zijn maker en die als een gedurfde inter pretatie van een opdracht kan worden beschouwd. 435

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1965 | | pagina 20