MODERNE EXPLOITATIE-METHODEN
IN 1966 ONONTBEERLIJK
VOOR PUBLIEKWERVING
GEPLANDE AANPAK EN
OMSCHREVEN DOEL
16
Het bioscoopbedrijf is geen brouwerij,
maar leven zit er in. Een terugblik langs
de activiteiten van de laatste tijd die
het publiek bij film- en bioscoop be
trokken is behalve interessant, zeker ook
leerzaam. In diverse gemeenten trekt de
bioscoopexploitant ten strijde, worden
nieuwe exploitatie-ideeën in praktijk ge
bracht, vinden manifestaties plaats en
organiseert men activiteiten in en rond
het theater.
SCEPTICISME
Sommigen onder ons staan er sceptisch
tegenover. Men redeneert daarbij als
volgt: „Voor het moment kan het iets
betekenen, maar zodra een bepaalde ac
tiviteit voorbij is valt het publiek terug
tot zijn normale gedragspatroon ten op
zichte van bioscoop en film, en worden
arbeid, tijd en financiële middelen, die
voor het organiseren van het een en
ander nodig waren, extra drukkende
kosten in een toch al niet rooskleurige
balans, waar tegenover geen meerop
brengst in recette staat.
Voorbeelden in het land, in grote en
kleine gemeenten, tonen aan dat deze
opvatting onjuist is en dat bedrijven
waarin men deze mening huldigt zich
zelf ernstig benadelen.
1966 vraagt, eist, moderne exploitatie
methoden, aangepast aan de mogelijk
heden die de omgeving, het publiek en
de bioscoop bieden. Een afwachtende
houding is niet verantwoord; er is reeds
te veel terrein verloren, waardoor een
zekere mate van agressiviteit thans on
ontbeerlijk is. Men dient zelf een groot
publiek tegemoet te treden om een klein
deel daarvan in het theater te krijgen.
Dit moet goed overlegd, doelbewust met
regelmaat gebeuren. De pessimisten
hebben gelijk als het om een schok-
activiteit gaat zonder meer. Hieraan
zal weinig waarde kunnen worden ge
hecht indien het om de werving van
nieuw publiek gaat en om het kweken
van good-will. Dit vereist een geplande
aanpak met een goed omschreven doel
en. met tijdmogelijkheden voor een in
loopperiode.
Het door blijven lopen in een jaren be
staande sleur-systematiek gebaseerd op
de filosofie van vermoeide mensen,
,komen laten wat er komt' is al enige
laren geleden door het bedrijf als levens
gevaarlijk onderkend. De tijden zijn
veranderd. Een „vroeger ging het zo
toch wel"-mentaliteit is achterhaald.
VROEGER
Toen er in de jaren kort na de oorlog
gebrek was aan amusement, bestond er
in ons bedrijf geen probleem. De be
hoefte bij het publiek aan bioscoop en
film was overweldigend. De kassa open
stellen bleek voldoende om de bezoekers
en masse te trekken. Soort film, kwali
teit, genre, voorprogramma, zaal, enz.
het deed er niet toe. Men wilde wat an
ders, en de bioscoop w a s anders.
HUIDIGE SITUATIE
De huidige situatie wijkt hiervan vol
ledig af. (Om elk misverstand te vermij
den: De meeste leden-exploitanten en
verhuurders zijn zich hiervan terdege
bewust. Maar het is goed om het weer
eens onder woorden te brengen.) We
leven in een kopersmarkt. Het aan
bod op alle terreinen, ook het aanbod
in amusement, is groot. Het publiek
kan kiezen, en het kiest aange
past aan z ij n omstandigheden. Waarom
men voor produkt A kiest, en in ons
geval amusement mogelijkheid A, en
niet voor B kan worden onderzocht. Wat
dit betreft behoeven er geen geheimen
te bestaan. Het is zaak een bioscoop
exploitatie zodanig aan te passen dat
deze wel in de interessesfeer van het pu
bliek past en dat een exploitatie voor
degenen die er achter staan financieel
wel de moeite loont.
JONGERENPUBLIEK
Uiteraard ontgaat ons niet dat bedrijven
in moeilijkheden in een vicieuse cirkel
werken. Geen bezoek, geen recette.
Geen recette, geen vernieuwing enz. Op
heffing of compensatie van de vermake-
lijkheidsbelasting zou hen enige finan
ciële armslag verschaffen. De verma-
kelijkheidsbelasting werkt verlammend
en slaat nieuwe exploitatiemogelijkheden
uit de hand. Het schenkt vertrouwen
wat dit betreft te weten dat het Hoofd
bestuur alles in het werk stelt om het
bedrijf van deze discriminerende belas
ting te verlossen. Men zal zich als ex
ploitant echter terdege dienen te realise
ren dat men in de bedrijven niet kan
wachten op wat er mogelijk wel of niet
uit de bus komt. Men moet zich met
alle middelen in de strijd werpen, en de
beste verdediging is in de meeste geval
len nog altijd de aanval. Het is hoop
gevend dat de bioscoop op dit moment
wel degelijk in de interessesfeer van het
jongerenpubliek ligt, zij het niet op de
wijze zoals in de eerder genoemde na
oorlogse jaren. Uit onderzoek in bin
nen- en buitenland is bekend welke
publiekgroepen de bioscoop-interesse in
grote mate, in voldoende in geringe
of in geen enkele mate bezitten. Het
is onvoldoende om hiervan uitsluitend
keunis te nemen. Er moet meer mee
worden gedaan. Veel meer. Het d o e n en
het laten van de bedrijfsleidiing in het
theater moeten op dit weten zijn af
gestemd. Eerst dan komen we in de
richting van eigentijds exploiteren. Een
ander punt dat in de situatie van het
moment besloten ligt en dat een ieder
als een zogenaamde koe-waarheid in de
oren zal klinken: Een bioscoop kan zich
niet meer uitsluitend bezighouden met
het publiek dat sedert jaren de zaak
frequenteert. Elke exploitant, zeker in
kleinere gemeenten en in buurten van
grote steden, moet precies weten wie wie
is in zijn omgeving, en waar wat is. De
plaatselijke bioscoop moet midden in
de gemeenschap staan om nieuwe pu-
btiekkernen te kunnen aanboren. Voor