VRAGEN OVER SCHERMERHOORN
Nieuwe tarieven invoerrechten films in EEG-landen
Sinds 1 januari j.1. zijn de invoerrechten op industriële
produkten, waartoe ondermeer de films behoren, in de
zes EEG-landen opnieuw verlaagd. De nieuwe voor ons
bedrijf van kracht zijnde tarieven volgen hieronder.
Tarief
post
Invoerrecht-tarieven per 1 januari 1966
Omschrijving van voor EEG- voor an-
de goederen
landen
37.02 Films, lichtgevoelig, onbe
licht ook indien geperfo
reerd op rollen of in stroken
A. cinematografische
B. andere
37.04 Platen en films, belicht, niet
ontwikkeld (negatieve en po
sitieve):
A. cinematografische films:
1negatieve, positieve
werkcopieën voor film-
laboratoria (duplicaat-po
sitieven of masterprints)
2. andere positieve per
100 m
B. overige
37.06 Cinematografische films, be
licht en ontwikkeld, waarop
uitsluitend klanken zijn
vastgelegd (negatieve en po
sitieve)
A. negatieve; positieve co-
pieën voor filmlabora-
toria (duplicaatpositie
ven of masterprints)
B. andere positieve
2,4
4,8
vrij
2,39
vrij
dere
landen
14,4
19,2
ƒ8,51
vrij
vrij
f8,51
lOOm
37.07 Andere cinematografische
films, belicht en ontwikkeld,
waarop enkel beelden of
waarop zowel beelden als
klanken zijn vastgelegd (ne
gatieve en positieve):
A. negatieve; positieve
werkcopieën voor film-
laboratoria (duplicaat-
positieve of masterprints)
B. andere positieve:
1. filmjournaals
2. overige, m. 'n breedte
a. v. minder dan 10 mm
per
b. van 10 mm of meer
doch minder dan 34 mm
per
c. van 34 mm of meer
doch minder dan 54 mm
r
d. van 54 mm of meer
per
per
per
f 2,39
100 m
2,39
100 m
2,39
100 m
ƒ2,39
100 m
2,39
100 m
ƒ8,37
per 100 m
5,65
per 100 m
ƒ11,95
per 100 m
13,47
per 100 m
14,48
per 100 m
AANTEKENINGEN
1. Bijeenbehorende films, op één waarvan enkel klan
ken zijn vastgelegd, terwijl op de andere enkel beel
den zijn vastgelegd, worden niet te samen, doch
afzonderlijk naar hun aard ingedeeld.
2. Voor de toepassing van post 37.07 B 1 worden on
der filmjournaals verstaan, films met een lengte van
minder dan 330 m, welke betrekking hebben op
actualiteiten van politieke, sportieve, militaire, we
tenschappelijke, literaire, folkloristische, toeristische,
mondaine of dergelijke aard.
18
De heer Geertsema (V.V.D.) heeft in verband met de door de
cineast Mattijn Seip gemaakte film „Schermerhoorn" de vol
gende vragen gesteld in de Kamer:
1. Is het juist, dat het Departement van Cultuur, Recreatie en
Maatschappelijk Werk een subsidie heeft toegekend aan de
cineast Mattijn Seip voor zijn film Schermerhoorn?
2. Zo ja, hoeveel heeft dit subsidie bedragen?
3. Heeft de Raad voor de Kunst een positief advies uitgebracht
ten aanzien van het scenario van deze film en ten aanzien van
het subsidie?
4. Zo ja, hoe oordelen beide bewindslieden dan over de be
slissing van de Centrale Commissie voor de filmkeuring deze
film niet voor openbare vertoning toe te laten?
5. Is tevoren met deze commissie overleg gepleegd over het
scenario, dat daartoe toch klaarblijkelijk wel aanleiding gaf?
6. Is het waar, dat dit bij een vorige vergelijkbare zaak in
ieder geval wel is geschied?
7. Is de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk
Werk van mening, dat onder deze omstandigheden het verleende
subsidie voldoende nut afwerpt?
ANTWOORD van de heer Vrolijk, Minister van Cultuur, Re
creatie en Maatschappelijk Werk, mede namens de heer Smal-
lenbroek, Minister van Binnenlandse Zaken.
1De ondergetekende beantwoordt deze vraag bevestigend.
2. Dit subsidie heeft 27 500,bedragen.
3. De ondergetekende beantwoordt deze vraag 'bevestigend.
4. De Centrale Commissie voor de keuring van films is auto
noom en beslist zelfstandig over het al of niet toelaten van ter
keuring aangeboden films voor openbare vertoning. Mede daar
om ligt het naar de mening van de ondergetekende en van zijn
ambtgenoot van Binnenlandse Zaken niet op hun weg ten
aanzien van de beslissingen van deze commissie in concrete
gevallen een oordeel uit te spreken.
5. De ondergetekende beantwoordt deze vraag ontkennend.
6. De ondergetekende beantwoordt deze vraag ontkennend.
Hij neemt aan, dat de vraagsteller hier doelt op een geval dat
de ondergetekende niet als een vergelijkbare zaak kan be
schouwen.
7. In antwoord op deze vraag deelt de ondergetekende mede,
dat het betreffende begrotingsartikel dient „ter bevordering van
de kunstzinnige en culturele films". Met het oog hierop worden
vooral aan jongere films subsidies verleend, waarmee een ver
dere ontwikkeling van die jongeren op dit gebied wordt beoogd.
Vooral met het oog op dit aspect beantwoordt de ondergetekende
deze vraag bevestiaend.
vrij
vrij
2,39
per 100 m per
vrij
vrij