ARBITRAGE IN PRAKTIJK
40-jarig
bedrijfs-
jubileum
In 1926 richtte wijlen de heer J. H.
Koorevaar in Sliedrecht een horeca
bedrijf annex bioscoopexploitatie
op, waarvan het bestaan op 5 mei
j.1. door de huidige directie, de
gebroeders W. P. en H. A. Koore
vaar, feestelijk werd herdacht.
Des middags was er een bijzonder
geslaagde receptie in de foyer van
het bedrijf, waar talrijke vooraan
staande gasten de directie compli
menteerden met het 40-jarig be
staan van deze onderneming, die er
zeker mag zijn. De bioscoop welke
enige tijd geleden was gemoderni
seerd zag er bijzonder verzorgd uit.
Tijdens de ontvangst, waar uit het
film- en bioscoopbedrijf aanwezig
waren twee Hoofdbestuursleden, de
heren W. Hemelraad en P. J. N. R.
Ooms, de Voorzitter van de Afde
ling Het Westen, de heer C. van
Liere, alsmede de Voorzitter van
de Technische Commissie van de
Bond, de heer D. J. van Leen,
werd o.a. het woord gevoerd door
een wethouder der gemeente Slie
drecht en de heer P. J. N. R. Ooms,
die tevens de gelukwensen van het
Hoofdbestuur van de Bond over
bracht.
De gebroeders Koorevaar kunnen
met genoegen terugzien op deze
welgeslaagde herdenking, waar ve
len hun bewondering uitspraken
voor de wijze waarop zij in hun
bedrijfsvoering rekening houden
met de eisen des tijds. Wij wensen
de heren Koorevaar veel succes
voor de toekomst.
PERSONEELSMUTATIE MINISTERIE
Mr. H. J. Reinink, directeur-generaal voor de kunsten
en de internationale culturele betrekkingen, zal per
1 augustus a.s. de rijksdienst verlaten wegens het berei
ken van de pensioengerechtigde leeftijd.
Ter voorbereiding van de opvolging van de heer Reinink
als directeur-generaal voor de kunsten van het Ministe
rie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
is met ingang van 5 april j.l. dr. J. Hulxker aangewezen
als plaatsvervangend directeur-generaal voor de kunsten,
zulks onder gelijktijdige ontheffing van zijn functie van
hoofd der afdeling Kunsten. Als plaatsvervangend direc
teur-generaal zal de heer Hulsker onder de heer Reinink
leiding geven aan alle zaken, welke ressorteren onder de
afdeling Kunsten en de afdeling Oudheidkunde en
Natuurbescherming van het ministerie.
Voorts is eveneens met ingang van 5 april j.l. mr.
J. F. M. J. Jansen, voordien plaatsvervangend hoofd
van de afdeling Kunsten, aangewezen als hoofd van deze
afdeling.
1
In het vorig nummer van „Film" hebben wij als onze mening
verkondigd, dat het aanhangig maken van een geschil bij de
Commissie van Geschillen een zuiver zakelijke aangelegenheid
is, waarvoor niemand zich behoeft te generen. Integendeel, het
uitlokken van een arbitrale beslissing over een aangelegenheid,
die bedrijfsgenoten verdeeld houdt, is een verstandige daad, die
een gezuiverde sfeer aan het zakenverkeer verschaft.
Het behoeft niet altijd een kwestie tussen leverancier en afnemer
te zijn die beslist moet worden. Er ontstaat bijvoorbeeld nogal
eens schade door het te laat aankomen van een trailer ter aan
kondiging van de hoofdfilm, die een week later vertoond gaat
worden.
Terecht acht het lid, dat de trailer wil vertonen, zich dan ge
dupeerd. Tenslotte is de trailer de film, die rechtstreeks reclame
maakt voor de hoofdfilm en wel reclame, die wat indringende
kracht betreft, ver uitgaat boven advertenties in dag- of week
bladen. Als de trailer één of twee dagen te laat aankomt, soms
pas als het weekend al voorbij is, dan derft de exploitant het
reclamevoordeel dat de trailer hem had moeten opleveren.
Veelal berust men daarin, zij het met gemopper en gewoonlijk
ongegronde verwijten aan het adres van het transportbedrijf,
dat de film heeft vervoerd.
Een veel betere reactie is het eisen van een schadevergoeding.
Dat is de enige manier om de man, die de trailer te laat of op
de verkeerde manier heeft verzonden, aan zijn verstand te bren
gen, dat hij zijn plicht verzaakt heeft. Hoe groot zou de schade
in zo'n geval zijn? Dat is moeilijk precies te zeggen, maar men
mag toch aannemen, dat de reclamewaarde van de trailer niet
onderdoet voor die van de advertentie, zoals het gedupeerde
lid gewend is in het locale dag- of weekblad te plaatsen. Daar
mede willen wij uiteraard niet vooruitlopen op een arbitrale
uitspraak in een toekomstige zaak. Niet onvermeld mag blijven,
dat de Commissie van Geschillen die advertentieprijs wel eens
als norm heeft gehanteerd.
Met een brief van de gedupeerde exploitant aan zijn collega,
waarin schadevergoeding wordt verlangd, is de zaak meestal
niet afgelopen. Soms kan de afzender inderdaad aantonen, dat de
te late aankomst van de trailer te wijten is aan de vervoerder,
maar gewoonlijk is de trailer niet op de juiste wijze verzonden,
bijvoorbeeld per post in plaats van per spoor als expresgoed.
De afzender heeft van tevoren kunnen weten, dat de trailer niet
op tijd zou arriveren. Als hij betaling van de schadevergoeding
weigert of als partijen het over de grootte van de vergoeding
niet eens kunnen worden, dan resteert alleen nog de arbitrale
weg. tenzij men de voorkeur geeft aan boos kijken, mopperen
en berusten.
Bij zulk een geschil doet zich de eigenaardigheid voor, dat niet
de afzender van de trailer, maar in feite de filmverhuurder
tegenover de exploitant, die de trailer moet draaien, voor de
tijdige aankomst aansprakelijk is. Dat vloeit voort uit de Bonds-
voorwaarden. Tussen de beide exploitanten ontbreekt immers
de contractuele binding, het zogenaamde causale verband. Beide
exploitanten staan wel in contractuele verhouding tot de film
verhuurder. Het geschil moet dus door de gedupeerde exploitant
aanhangig worden gemaakt tegen de filmverhuurder. Die stelt
zich dan op het standpunt, dat het de afzender van de trailer is,
die de fout heeft gemaakt. Hij vordert derhalve, dat deze hem
zal vrijwaren voor de gevolgen van toewijzing van de ingestelde
vordering. En zo verschijnen dan de drie partijen voor de leden
der Commissie van Geschillen, die recht doen als goede mannen
naar billijkheid.
Er komt tenslotte een schriftelijk vonnis van arbiters, waarbij
objectief en deskundig vastgesteld is, wie van de partijen tekort
geschoten is en wat er betaald moet worden. Het rechtsgevoel
is dan bevredigd. Mocht een der partijen het daarmede niet
eens zijn, dan kan zij gebruik maken van haar recht om hoger
beroep bij de Raad van Beroep in te stellen.
H.