WIJZIGING MINIMUMINKOMEN 1966
MINISTERIEEL SCHRIJVEN OVER KORTE FILM
Het sterk toenemende aantal sub-
sidieverzoeken ten behoeve van de
vervaardiging van korte films is
voor mijn adviseurs, de Raad voor
de Kunst, en mij aanleiding ge
weest na te gaan of maatregelen
moeten worden getroffen om te
verhinderen, dat de beperkt
beschikbare begrotingsmiddelen
vroegtijdig in het jaar zijn uitgeput,
zodat er voor later ingediende sub
sidiabel geachte filmprojecten niet
voldoende gelden meer beschikbaar
zouden zijn. Om dit te voorkomen
zou het nodig zijn, een werkwijze
te aanvaarden welke het mogelijk
maakt de in een bepaald jaar voor
gelegde projecten onderling te ver
gelijken om een prioriteit van sub
sidieverlening te kunnen vaststellen.
Dit zou er in feite op neerkomen,
dat alle aanvragen eenmaal per
jaar gelijktijdig behandeld moeten
worden. Vanzelfsprekend is het ech
ter niet gewenst, een deel van de
aanvragers lange tijd op uitsluitsel
te laten wachten. Bovendien zou
een onhandelbare opeenhoping van
aanvragen ontstaan.
Een indeling van het jaar in een
drietal perioden, waarin telkens
circa een derde gedeelte van de
totale begrotingsmiddelen beschik
baar zou moeten zijn, acht ik echter
wel een aanvaardbare oplossing.
Over aanvragen die respectievelijk
vóór 1 april en 1 september en
1 december van elk jaar worden in
gediend, zou de Raad voor de
Kunst telkens zo spoedig mogelijk
na deze data een vergelijkend ad
vies kunnen uitbrengen, waarna ook
snel een beslissing kan worden ge
nomen.
Ik ben mij ervan bewust, dat een
zekere vertraging in de afdoening
van de aanvragen aan deze werk
methode inherent is. Ter wille van
een zo goed mogelijke besteding van
de beschikbare gelden, waarbij aan
de best beoordeelde projecten voor
rang moet worden gegeven, komt
zulk een gedragslijn mij niettemin
gewenst voor.
Het ligt overigens geenszins in het
voornemen deze regel op starre
wijze toe te passen. Uiteraard kan
ten aanzien van aanvragen die on
miskenbaar niet voor inwilliging
vatbaar zijn, onmiddellijk reeds een
beslissing worden genomen. Een
andere uitzondering op de gedrags
lijn kan gelden voor gevallen, waar
mede slechts betrekkelijk geringe
bedragen gemoeid zijn, zoals ver
zoeken om subsidie voor het uit
werken van een synopsis tot een
scenario en/of draaiboek en voor
stellen tot het maken van filmproe-
ven, zodat de voorbereiding van de
projecten onbelemmerd voortgang
kan vinden.
Ik ben van plan bovenstaande rege
ling 1 juli 1966 a.s. te laten ingaan,
wat derhalve het gevolg zal heb
ben dat over een groot deel van de
subsidieverzoeken, die in de maan
den juli en augustus worden inge
diend, pas in de maand september
een beslissing zal worden genomen.
Zoals duidelijk zal zijn, heeft bo
venstaande regeling als nadeel dat
in veel gevallen later een beslissing
op een subsidieverzoek genomen zal
kunnen worden dan tot dusver ge
bruikelijk is. Naar mijn mening
echter weegt dit nadeel niet op tegen
de toename van de mogelijkheid om
tot een billijke en verantwoorde be
steding van de beschikbare gelden
te geraken.
14
In het januari/februari-nummer (248) van dit orgaan hebben
wij melding gemaakt van de beschikking van het College van
Rijksbemiddelaars dd. 10 januari j.1. betreffende het minimum
inkomen van 120,per week of 520,per maand voor
mannelijke werknemers.
Over het toekennen van eenzelfde minimuminkomen aan vrou
welijke werknemers kon tussen de centrale organisaties van
werkgevers en werknemers geen overeenstemming worden be
reikt. Op 30 maart j.1. heeft het College van Rijksbemiddelaars
echter een gewijzigde beschikking minimuminkomen 1966 vast
gesteld, waarbij de knoop is doorgehakt. De wijziging zit reeds
onmiddellijk in de bepaling I:
„Voor volwaardige mannelijke werknemers en voor vol
waardige vrouwelijke werknemers, die in een onderneming
onder gelijke omstandigheden dezelfde arbeid plegen te ver
richten als mannen, zal, indien zij in volledige dienstbetrek
king gedurende de normale arbeidsduur werkzaam zijn en zij
de leeftijd van 25 jaar hebben bereikt, het uit dienstbetrek
king resulterende bruto inkomen, voor het geval dit minder
bedraagt, worden aangevuld tot 120,per week, 520,
per maand of 6.240,per jaar, berekend als gemiddelde
over de voor de betreffende werknemers geldende betalings
termijn, respectievelijk periode van afrekening.
Indien echter in een in 1965 geldende c.a.o. of loonregeling
een bepaling was opgenomen, welke een minimuminkomen
garandeerde van 110,voor mannen, respectievelijk van
99,of hoger voor vrouwen, dan geldt de in de vorige
alinea genoemde verplichting ten aanzien van dezelfde leef
tijdsklassen als waarvoor toen het minimuminkomen van
110,voor mannen, respectievelijk 99,of hoger voor
vrouwen, was gegarandeerd."
De overige bepalingen zijn gelijk aan die van de eerste beschik
king, zij het dat thans als datum van ingang (voor de lonen der
vrouwelijke werknemers) 1 juli 1966 is aangegeven.
Over de uitleg van deze gewijzigde beschikking zou men van
mening kunnen verschillen. Vaststaat, dat er in het bioscoop
bedrijf geen mannelijke werknemers zijn, die onder gelijke om
standigheden dezelfde arbeid verrichten als caissières, ouvreuses,
garderobejuffrouwen en werksters.
Kassiers zijn niet in onze C.A.O. vermeld. De werkzaamheden,
die aan een kassier plegen te worden toevertrouwd, zijn aan
zienlijk uitgebreider dan die van een caissière. Men denke maar
aan de werkzaamheden der bureaulisten bij schouwburgen en
concertzalen.
Voor wat het bioscooppersoneel betreft brengt de gewijzigde
beschikking van het College van Rijksbemiddelaars dus geen
verandering in de loontabellen.
Voor de overige ondernemingen op filmgebied ligt de zaak
anders. Wij veronderstellen althans, dat er bij de filmverhuur
kantoren, filmproductiezaken en filmfabrieken vrouwelijke
werknemers in dienst zijn, die onder gelijke omstandigheden
dezelfde arbeid als mannen plegen te verrichten en wel gedurende
de normale arbeidsduur. Aan deze werkneemsters, voorzover zij
25 jaar of ouder zijn, zal derhalve met ingang van het loontijd-
vak, waarin 1 juli 1966 valt, het brutoloon, voor het geval dit
minder bedraagt, moeten worden aangevuld tot 120,per
week of als het om maandlonen gaat tot 520,per maand.
H.
De Stem van het Water is de titel van
de nieuwe Bert Haanstra kleurenfilm, die
met Kerst in 22 theaters in première zal
komen. De werkfoto werd gemaakt tij
dens opnamen over een berging van een
in nood verkerende coaster. De camera
ploeg in actie op de sleepboot Stentor
van het bureau Wijsmuller. Van links naar
rechts Bert Haanstra, cameraman Anton
van Munster en assistent Paul van Arn
hem Verhoeven.