gedaagde. De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van de Neder- landsche Bioscoop-Bond, volgens de statuten en het Arbitrage- Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage-college voor de beslechting van geschillen tussen leden van de Bond onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiser bij request d.d. 28 oktober 1965 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een af schrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Commissie, na partijen te hebben gehoord, op 8 novem ber 1965 een voorlopig vonnis heeft gewezen, waarbij gedaagde gelast is om vóór of uiterlijk 17 december 1965 aan eiser alle gegevens te verschaffen, welke eiser nodig heeft om tot een juiste berekening van de filmhuur van de films „Hoe vertel ik het mijn dochter", „Handel in minderjarigen", „La Tricheuse" en „Man, vrouw en het huwelijk" te komen en dat de Commis sie gedaagde tevens gelast heeft om vóór of uiterlijk op 17 december 1965 een afschrift van deze gegevens aan het Secretariaat van de Commissie van Geschillen te zenden; dat gedaagde enige onvolledige gegevens heeft verschaft met een brief aan eiser, gedateerd 14 december 1965 (waarvan een copie op 28 januari 1966 op het Secretariaat is ingekomen), van welke brief een afschrift aan dit vonnis is gehecht en beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op woensdag 27 april 1966 op het Bonds bureau te Amsterdam; dat aldaar verschenen zijn eiser persoonlijk, vergezeld van zijn echtgenote, Mevrouw E. Vermeer-Harschel en voorts gedaagde persoonlijk; dat eiser in hoofdzaak heeft verklaard, dat gedaagde in zijn brief van 14 december 1965 weliswaar beweert, dat hij in het Tivoli Theater te Noord-Scharwoude alleen op zaterdag en zondag voorstellingen geeft, maar dat in het tussen partijen aangegane contract d.d. 20 november 1963 is bepaald, dat gedaagde de vier films in kwestie ook op woensdag zou ver tonen; dat gedaagde in dit contract zich ook niet het recht heeft voorbehouden op zondag een matineevoorstelling met een andere film te geven; dat er opvallende verschillen omtrent de opgave van het aantal vertoningen der films bestaan tussen de brief van, gedaagde aan eiser d.d. 8 mei 1964 en zijn brief van 14 december 1965; dat gedaagde op de dagen, dat hij de films van eiser moest vertonen, ook andere films heeft vertoond; dat gedaagde in hoofdzaak heeft verklaard, dat hij op advies van de heer J. Teeken, die als vertegenwoordiger van eiser optrad, een proef heeft willen nemen met het geven van een voorstelling op woensdag, echter onder voorbehoud, dat hij als de proef niet zou slagen, niet verplicht zou zijn de afgesloten films op woensdag te vertonen; dat uit enige exemplaren van de Nieuwe Langedijker Courant (welke aan de Commissie zijn voorgelegd) blijkt, dat de film „Hoe vertel ik het mijn dochter" vertoond is op zaterdag 1 februari 1964 om 7.30 uur en op zondag 2 februari 1964 des avonds om 9.30 uur, dat de film „Handel in minderjarigen" is vertoond op zaterdag 14 maart 1964 des avonds om 7.30 uur en op zondag 15 maart 1964 des avonds om 9.30 uur, dat de film „La Tricheuse" is vertoond op zaterdag 14 november 1964 des avonds om 10 uur en op zondag 15 november 1964 des avonds om 9.30 uur en dat de film „Man, vrouw en het huwelijk" vertoond is op zaterdag 30 januari 1965 des avonds om 7.30 uur en op zondag 31 ja nuari 1965 des avonds om 9.30 uur; dat erkend moet worden, dat gedaagde volgens het contract zes voorstellingen te weinig heeft gegeven, maar dat er daarvan vier op woensdag waren, waartoe hij zich wegens het gemaakte voorbehoud niet gebon den heeft; dat eiser hierna verklaard heeft, dat hem van dat voorbehoud niets bekend is; OVERWEGENDE: dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en dat ingevolge artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbitrage Bondsreglement van de Nederlandsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden van de Bond onderling met uit sluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitragereglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onder havige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandsche Bioscoop- Bond; dat gedaagde erkend heeft, dat hij met de vier films van eiser in totaal zes voorstellingen te weinig heeft gegeven; dat hij zich weliswaar beroept op een gemaakt voorbehoud ten aanzien van de voorstellingen op woensdag, maar dat van dat voorbehoud niets in het tussen partijen op of omstreeks 20 no vember 1963 aangegane contract is vermeld en dat dit voor behoud derhalve verworpen moet worden; dat bij vergelijking van het tussen partijen bestaande contract met de door gedaagde verschafte gegevens het volgende blijkt: 1. de film „Man, vrouw en het huwelijk" had op zaterdag eenmaal en op zondag twee maal vertoond moeten worden. Gedaagde heeft op zondagavond namelijk ook een voor stelling met een andere film gegeven. De overeengekomen voorstelling op woensdag heeft niet plaats gevonden. Ge daagde heeft derhalve met deze film twee voorstellingen te weinig gemaakt; 2. met de film „Handel in minderjarigen" is het gegaan als onder 1. vermeld. Met deze film heeft gedaagde dus even eens twee voorstellingen te weinig gegeven; 3. de film „Hoe vertel ik het mijn dochter" had vertoond moe ten worden op zondag tweemaal en op woensdag een maal. Gedaagde heeft een voorstelling gegeven op zaterdag, die als compensatie voor de voorstelling op woensdag aanvaard kan worden. Hij heeft de film echter zondag maar een maal vertoond. Hij heeft zondagavond wel met een andere film een voorstelling gegeven. Gedaagde heeft derhalve met de onderhavige film één voorstelling te weinig gegeven; 4. met de film „La Tricheuse" is het overeenkomstig het ver melde onder 3 gegaan. Gedaagde heeft derhalve ook met deze film een voorstelling te weinig gegeven; 5. de vorengenoemde films van eiser zijn niet vertoond in middagvoorstellingen, waarvan gedaagde in de weken, dat deze films op het programma stonden, er op zaterdag of zondag verschillende heeft gegeven met andere films; dat wat punt 5 betreft aannemelijk moet worden geacht, dat gedaagde te goeder trouw heeft verondersteld, dat hij geen verplichtingen op zich had genomen om de door eiser geleverde films ook te brengen in de middagvoorstellingen, waarin hij gewend, is alle leeftijdenfilms te vertonen, aangezien de onder havige films van eiser alle door de Rijksfilmkeuring in een hogere leeftijdsklasse zijn ingedeeld; dat in aanmerking nemende artikel 8 van de Algemene Voor waarden van Verhuur en Huur van Films en artikel 12 van "het Aanvullingsreglement Bondsvoorwaarden gedaagde verplicht' is alsnog aan eiser de auteursprijs voor de zes voorstellingen, waarmede hij in gebreke is gebleven, te betalen; dat bij gebrek aan gespecificeerde gegevens der verschillende voorstellingen, de maximaal bruto-recette per voorstelling uit gaande van 300 zitplaatsen en een gemiddelde entreeprijs van 1,40 geraamd moet worden op 420,en de maximale netto-recette na aftrek van 2Vi omzetbelasting (vermakelijk- heidsbelasting is niet geheven) op 409,50; dat aangezien van bewuste onwil van de kant van gedaagde niet gebleken is, er geen redenen bestaan om de filmhuur (auteurs- prijs) te baseren op een opbrengst als van een uitverkocht huis, zodat het billijk moet worden geacht de filmhuur te berekenen van een gemiddelde bezetting van 25 hetgeen overeenkomt met een recette van 102,38; dat gedaagde als filmhuur van de verzuimde voorstellingen met de film „Man, vrouw en het huwelijk" en „Handel in minder jarigen" geacht moet worden verschuldigd te zijn 35 van viermaal 102,38 en als filmhuur voor de verzuimde voorstel lingen met de film „Hoe vertel ik het mijn dochter" en „La Tricheuse" 32Vi van tweemaal 102,38, zodat gedaagde aan filmhuur nog aan eiser verschuldigd geacht moet worden 143,33 en 66,54 ofwel in totaal 209,87; dat derhalve eisers vordering tot een bedrag van 209,87 moet worden toegewezen en gedaagde mitsdien moet worden veroor deeld dit bedrag aan eiser te betalen;

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1966 | | pagina 23