dat gedaagde moet worden veroordeeld in de arbitragekosten.
welke de Commissie met het oog op de omvang van de zaak
heeft bepaald op 75,
RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJK
HEID:
VEROORDEELT gedaagde om aan eiser tegen behoorlijk be
wijs van kwijting te betalen een bedrag van 209,87 (twee
honderdnegen en 87/100 gulden).
VEROORDEELT gedaagde voorts in de geschilkosten, bedra
gende 75,
De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van de Neder
landsche Bioscoop-Bond heeft het volgend
ARBITRAAL VONNIS
gewezen inzake:
NV. NATIONALE BIOSCOOPONDERNEMINGEN, geves
tigd te AMSTERDAM en kantoorhoudende aldaar aan de
Marnixstraat 404, eiseres
contra
N.V. HAFBO, gevestigd te AMSTERDAM en kantoorhoudende
aldaar aan de Sarphatislraat 48, gedaagde.
De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van de Neder
landsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage-
Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage
college voor de beslechting van geschillen tussen leden van de
Bond onderling:
IN AANMERKING NEMENDE:
dal eiseres bij request dd. 14 september 1965 en aangevuld
met een brief d.d. 17 september 1965, van welke stukken af
schriften aan dit vonnis zijn gehecht en welke beschouwd
worden als hier te zijn ingelast een geschil contra gedaagde
heeft aanhangig gemaakt;
dal de Commissie nadat de behandeling tot tweemaal toe op
verzoek van eiseres was uitgesteld partijen heeft opgeroepen
tot haar zitting, gehouden op woensdag 25 mei 1966;
dat aldaar verschenen zijn Mr. P. Meerburg, directeur en Mr.
B. Wachter, rechtskundig raadsman van eiseres, alsmede de
heer H. N. de Haan, gedelegeerd commissaris en gemachtigde
van gedaagde;
dat de heer H. N. de Haan namens gedaagde in hoofdzaak
heeft verklaard, dat eiseres het bedrag van 50.000,heeft
bijgedragen in het syndicaat, dat tot doel had gedaagde uit de
moeilijkheden te helpen; dat dit syndicaat inderdaad heeft
gewerkt en dat gedaagde het gestorte bedrag beschouwt als
een deelname in het risicodragend kapitaal en dus niet als een
voorschot dat direct opeisbaar is; dat gedaagde het tegenover de
andere crediteuren van gedaagde niet verantwoord acht met
eiseres een regeling als door haar verlangd te treffen;
dat Mr. B. Wachter namens eiseres in hoofdzaak heeft verklaard,
dat het syndicaat, dat de sanering van gedaagde ter hand zou
nemen, niet is tot stand gekomen; dat eiseres het voorgeschoten
bedrag onmiddellijk had kunnen terugvragen, maar van dit
recht niet onmiddellijk gebruik heeft willen maken; dat zij bij
het uitblijven van een regeling wel genoodzaakt was de door
haar aan gedaagde verschuldigde filmhuurbedragen met haar
vordering te gaan compenseren; dat gedaagde ten onrechte aan
eiseres een sommatie door de Filmhuurschuld-Commissie ter
voldoening van filmhuur a 96,59 voor de film „Niels Holger-
son" heeft doen zenden, aangezien eiseres op grond van com
pensatie niet verplicht was dit bedrag te betalen;
OVERWEGENDE:
dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-Bond
en dat ingevolge het bepaalde in artikel 32 der Statuten en
artikel 1 van het Arbitrage-Bondsreglement van de Nederland
sche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden van de Bond
onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onder
worpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat
arbitragereglement;
dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het on
derhavig geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen
als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger
beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond;
dat de bewering van gedaagde, dat eiseres door haar storting
van 50.000,zou hebben deelgenomen in het risicodragend
kapitaal van gedaagde ongegrond is, aangezien blijkens de be
talingsopdracht aan de Rotterdamsche Bank N.V. dd. 27 januari
1964 het geld is overgemaakt als voorschot;
dat vaststaat, dat eiseres met het bedrag van 50.000,zou
deelnemen in een nieuw te vormen syndicaat ter financiering
van gedaagde en dat dit syndicaat niet tot stand is gekomen;
dat eiseres dan ook onverplicht dit bedrag aan gedaagde heeft
betaald en dat gedaagde verplicht is tot terugbetaling, zoals
eiseres terecht heeft gevorderd;
dat daaruit tevens volgt, dat eiseres en niet gedaagde heeft te
bepalen, of zij verder uitstel van betaling wil verlenen en dat
eiseres gerechtigd is de door haar eventueel reeds verschuldigde
en nog verschuldigd wordende filmhuurbedragen te compense
ren met haar vordering op gedaagde;
dat uit het vorenstaande volgt, dat gedaagde ten onrechte een
sommatie (rode kaart) door de Filmhuurschuld-Commissie ten
bedrage van 96,59 heeft laten zenden;
dat gedaagde moet worden veroordeeld in de geschilkosten.
welke zijn vastgesteld op 50,
RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJK
HEID:
VERKLAART dat gedaagde ten onrechte de sommatie no.
13284 ten bedrage van 96,59 door de Filmhuurschuld-
Commissie aan eiseres heeft doen zenden:
VERKLAART voorts, dat eiseres, ongeacht haar recht op on
middellijke en volledige betaling der door gedaagde verschul
digde 50.000,gerechtigd is de door haar verschuldigde en
nog verschuldigd wordende filmhuur te compenseren met haar
vorengemelde vordering;
VEROORDEELT gedaagde in de geschilkosten, bedragende
50.—.
Ds Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van de Neder
landsche Bioscoop-Bond heeft het volgend
ARBITRAAL VONNIS
gewezen inzake:
Vennootschap onder firma Corso Theater, gevestigd en kan
toorhoudende te ROTTERDAM, domicilie gekozen hebbende
ten kantore van Mr. J. van Schaik, Joh. Vermeerstraat 15,
Amsterdam, eiseres
contra
N.V. Hafbo, gevestigd te AMSTERDAM en kantoorhoudende
aldaar aan de Sarphatistraat 48, gedaagde.
De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van de Neder
landsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage-
Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage
college voor de beslechting van geschillen tussen leden van de
Bond onderling;
IN AANMERKING NEMENDE:
dal eiseres bij request dd. 23 februari 1966 een geschil contra
gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een
afschrift aan dit vonnis is gehecht en hetwelk beschouwd wordt
als hier te zijn ingelast;
dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar
zitting, gehouden op 25 mei 1966 op het Bureau van de Neder
landsche Bioscoop-Bond te Amsterdam;
dat aldaar verschenen zijn de heren L. van Dommelen, directeur
van Jogchem's Theaters N.V., firmante van eiseres, I. Keizer,
directeur van Chermoek's Theaters N.V., eveneens firmante'
van eiseres. Mr. J. van Schaik. rechtskundig raadsman van
eiseres, alsmede H. N. de Haan, gedelegeerd commissaris en
gemachtigde van gedaagde:
dat Mr. 3. van Schaik namens eiseres in hoofdzaak verklaard
heeft, dat eiseres op 27 januari 1964 een bedrag van 50.000,
op de bankrekening van gedaagde heeft gestort ten behoeve van
een op te richten syndicaat, dat de moeilijkheden, waarmede
gedaagde te kampen had, zou oplossen; dat echter het syn-