Verder verloop van vergadering „In de eerste plaats zijn er ook nu nog de strijdelementen die onze organisatie hebben doen ontstaan. Er is nog altijd de vermakelijkheidsbelasting, een bioscoopwet, een gemeentelijk toezicht. Er is nog steeds een zeker verzets- element van buiten af tegen film en bedrijf, ook al neemt het af. Maar er zijn ook nieuwe dingen aan toe gevoegd, zoals de televisie, zulks met inbegrip van het centraal antennesysteem met het daaraan verbonden gevaar van overspoeling van ons land met filmuitzen- dingen uit het buitenland. Daarnaast zitten wij met com plicaties in de wetgeving op het stuk van kartelbeleid, prijsbeleid en Europese wetgeving, waardoor het van onschatbare waarde is onze sterke positie te handhaven teneinde als één gesprekspartner te kunnen optreden. Hoe meer men in het buitenland verkeert, des te meer ziet men hoe groot de voordelen zijn van de Nederlandse constellatie. Laat men zich niet door schijnargumenten in de war brengen en laat men goed zien, dat één be drijfsorganisatie een groot goed is, juist in een klein land, voor het behoud van onze zaken, voor de bege leiding ook van onze zaken. Naargelang sommige strijd elementen afvallen door de ontwikkeling laten we hopen zo snel mogelijk zal deze organisatie zich meer hebben te richten op en rekening hebben te houden met de interne bedrijfsproblematiek en zal zij nieuwe taken, noodzakelijk geworden door de maatschappelijke ont wikkeling, moeten entameren. Deze ontwikkeling ligt thans als studie-object bij het Hoofdbestuur en de leden zullen ongetwijfeld in de loop van het jaar de resultaten hiervan nader vernemen." Met deze woorden verklaarde de Voorzitter de vergade ring voor geopend. Na de openingsrede kreeg het woord de voorzitter van de Afdelingsraad, de heer M. J. W. Peters die de ver gadering uitnodigde tot een staand applaus voor het vele werk dat de heer Miedema voor de Bond verricht. Op de vraag van de heer Peters hoever het stond met het in het leven roepen van de Commissie Organisatie Bio scoop-Bond antwoordde de heer Miedema dat het Hoofdbestuur zojuist een rapport had ontvangen van de Bondsdirectie over een eventuele structurele wijziging van de organisatie. Het Hoofdbestuur bestudeert thans het rapport en zal zeer binnenkort beslissen of het al of niet noodzakelijk is een dergelijke commissie in het leven te roepen. De notulen van de vorige ledenvergadering werden goed gekeurd onder dankzegging voor het werk van de notu- lencommissie. In de notulencommissie voor deze jaar vergadering namen zitting de heren H. Zondervan, B. W. G. van Royen en H. S. Boekman. Bij de ingekomen stukken waren kennisgevingen van verhindering van de N.V. Kinotechniek, de heer L. W. R. Meyer en de heer W. F. Stolle uit Oldenzaal. PRODUKTIE NEDERLANDSE FILMS Bij het agendapunt jaarverslag over 1965 vroeg de heer E. Alter het woord om hulde te brengen aan de Bonds directeur en zijn medewerkers voor de wijze waarop het verslag wederom was verzorgd en tevens om enige vra gen te stellen. Niet duidelijk was hem hetgeen bedoeld werd met ruime interpretatie van het Nationaliteitsbegin sel bij de produktie van Nederlandse speelfilms. De heer Bosman antwoordde dat er zoals bekend inter nationaal gezien ontwikkelingen aan de gang zijn op het gebied van co-produktie. Een klein land als het onze kan zich niet permitteren om bijfinanciering en participa tie te laten ontgaan. Een enge interpretatie van het na tionaliteitsbeginsel betekent dat we het ons wel laten ontgaan. Het bestuur van het Fonds ziet er op toe dat de Nederlandse elementen in de speelfilms overheersend blijven. De heer Bosman toonde dit concreet aan door de film „De dans van de reiger" te toetsen aan de pro- duktierichtlijn van de E.E.G. voor nationale films. Op een vraag van de heer Alter over de Berner Conventie en mogelijke auteursrechtelijke veranderingen in 1967 werd door het Bestuur geantwoord dat thans voor het eerst in de geschiedenis het film- en bioscoopbedrijf in ternationaal zijn stem zal kunnen laten horen over deze materie. Voor wat betreft Nederland mag niet worden vergeten, dat de Bond zestien jaar heeft geprocedeerd, en dat na het bekende arrest van de Hoge Raad onderhandelingen met de Buma in een overeenkomst hebben geresulteerd. Op dit moment is het echter zinvol af te wachten wat 1967 gaat brengen. Op de heer Alters vraag naar veranderingen in de collectieve reclamecampagne werd meegedeeld dat naar aanleiding van een tussentijds on derzoek veranderingen in de campagne zijn aangebracht. De laatste vraag van de heer Alter omtrent het jaarver slag trof de verhouding met de P.T.T. inzake het uitzen den van films via het C.A.S. De Voorzitter deelde mee dat de P.T.T. is gestopt met het overnemen van films uit het buitenland na besprekingen met het Hoofdbestuur over deze kwestie. FINANCIËLE AANGELEGENHEDEN Het volgende agendapunt betrof de rekening en verant woording van het financieel beheer over 1965. De leden hadden de stukken thuis gestuurd gekregen. De penningmeester, de heer A. F. Wolff gaf de vergade ring een toelichting over 1965 en over de begroting voor 1966. Hij kon ondermeer opmerken dat men er ook in 1966 voor zal zorgdragen niet over de begroting heen te gaan. Hierna vroeg de heer H. S. Boekman het woord om een voorstel tot orde in te dienen. Hij verzocht het verslag van rapporteurs te verplaatsen naar het einde van de vergadering om, gezien de lengte van dit verslag in vorige jaarvergaderingen, de rondvraag niet in gevaar te brengen. De Voorzitter kon hier niet op ingaan gezien het feit dat het verslag van de rapporteurs thuishoort bij het punt: rekening en verantwoording van het financieel beleid. Wel verzocht de Voorzitter de verslaglezer zich zoveel mogelijk te beperken. De rekening en verantwoording werd door de vergade ring goedgekeurd onder dankzegging aan de penning meester. Het voorstel van het Hoofdbestuur om de contributie voor het jaar 1966 vast te stellen op 1 van de omzet

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1966 | | pagina 5