De eerste recette was 35
francs
Film bereikt de leeftijd
der sterken
i au nu muH
In 1970 zijn wij al een mensenleven
verwijderd van de 28ste december
1895, toen op de Boulevard des Capu-
cines een papieren politieman infor
matie aan het publiek verstrekte en het
verwees naar een respectabel drank-
huis Grand café. Cinématographe Lu-
mière stond boven de poort en voor
één franc (zoveel als ƒ10,nu) kon
de nieuwsgierige voorbijganger het
wonder zien. Een beverige wereld
werd daar geboren uit een lichtstraal
gericht op een strak gespannen, voch
tig gemaakt wit linnen scherm. De
eerste recette was 35 francs. De ge
broeders Lumière, Auguste en Louis,
hadden daarmee na jarenlang
prutsen, beproeven en omzichtig ver
werven van patenten hun werkstuk
de vrijheid gegeven.
Er waren demonstraties aan vooraf
gegaan, maar deze eerste „bioscoop
voorstelling" bepaalde het gebruik van
de vinding.
Er was maar één krant die zich be
kommerde om de noviteit, Le Radical,
welke van puur enthousiasme toen al
de kleuren meende te hebben gezien
welke pas decennia later zouden wor
den toegevoegd aan de film.
En was er na de Lumières geen
George Meliès geweest, die zich om
geen patent bekreunde, dan was de
film misschien niet zo snel op de wie
ken van de fantasie gegaan. Emile
Cohl voegde er zijn Fantasmagorie
aan toe waarmee de tekenfilm was ge
boren.
De namen Pathe en Gaumont stonden
garant voor een eerste Europese aan
zet tot de filmproduktiebedrijven welke
nu, na één leven zich beraden hoe zij
in het volgende zullen reïncarneren.
BIBLIOTHEKEN
Voor wie zich wil vermeien in de ge
schiedenis van de film en het film
bedrijf, even kleurrijk als de vertellin
gen op celluloid door hen geleverd,
staan nu bibliotheken beschikbaar,
musea, instituten, hoogleraren. Aan
het glimlachende gelaat van de film
is een martiale baard van ernst ge
groeid. De camera werd van mecha
niek, een instrument. Een ding dat het
midden hield tussen penseel, potlood,
schrijfmachine en fototoestel.
Oorspronkelijk was het apparaat be
doeld om „beter te kijken". Het werd
geboren uit de drift van het fin de
siècle „doe-het-zelf-wetenschap" te
bedrijven; een vinding in een reeks van
modern speelgoed waarmee nieuwe
ontdekkingen konden worden geëxploi
teerd. Projector en camera waren een
gelukkige tweeling geboren uit een
groepshuwelijk van grafiek, fotografie,
elektriciteit (licht), de roterende be
weging (wiel) waarmee de pluizers
der wetenschap een nieuw detail in
handen werd gespeeld: het ontleden
van de beweging.
Toen de Lumières hun vinding ver
toonden was er veel aan vooraf ge
gaan. Onder andere de filmcamera
van Thomas Edison en William Ken-
nedy Laurie Dickson, voortgesproten
uit een spelen met een gevoelige strip
gewonden rond de cilinder van Edi-
sons phonograaf. Die pogingen kregen
pas echt vorm toen George Eastman
doorzichtig, soepel celluloid voorzag
van een lichtgevoelige laag. Dickson
slaagde er in oktober 1889 in zijn Ki-
netoscope te demonstreren met een
film, welke Dickson liet zien en horen.
Het was een sprekende en levende
foto in een viewer. De zakelijke kant
ervan was exploitatie van automaten,
waarin publiek een stuiver wierp om
een scène van 15 meter te bekijken.
,,Een-minuut-films" gemaakt in de eer
ste filmstudio ter wereld „Black Ma
ria" te West Orange (USA).
Edison, die een camera aangedreven
door accu's had laten ontwerpen ver
gat overigens de extra 150 dollar te
betalen voor een internationaal patent.
Tal van technici kopieerden dienten
gevolge de apparatuur van Edison en
via Engeland kwam deze onder de
ogen van de Lumières, die een eigen
verbeterde versie ontwierpen. Dit ap
paraat, dat films opnam, kon afdruk
ken en projecteren was de Ciné
matographe.
„BIOSKOP"
In Berlijn waren het Max en Emil
Skladanovski, die eveneens een eigen
versie op de markt brachten onder de
naam Bioskop. Beide instrumenten
werden een serieuze concurrent voor
Edisons nickle-automaten.
Film mag men zeggen werd simultaan
uitgevonden in Frankrijk, de Verenig
de Staten, Duitsland en Engeland.
Van het eerste begin af waren de films
internationaal. Tussen 1890 en 1900
verspreidde het medium zich als be
zienswaardigheid vanuit New York,
Londen, Berlijn, Parijs en Brussel als
olie op het water. De „boom" stelt
men in de jaren 1895, '96 en '97.
In dit licht is het onbegrijpelijk, dat de
Lumières destijds ongehoorde som
men gelds hebben geweigerd van
mensen, die hun vinding wilden ko
pen.
Zij zeiden woordelijk, toen Lallemand,
directeur van de Follies Bergères
50.000 fr. contant op tafel legde, nadat
een museum 20.000 fr. en Meliès eer
der 10.000 fr. had geboden: „Onze
vinding kan niet worden verkocht.
Misschien speelt zij later wel een rol
als technische of wetenschappelijke
curiositeit. Onze vinding heeft geen
toekomst in de handel."
Twee jaar later moeten zij met stom
heid geslagen hebben gezien hoe juist
film het zaken doen als het ware in de
perforatie had meegekregen. Maar
toen had Charles Pathé de werkzaam
heden van de Lumières al overgeno
men.
18