Filmkritiek
in USA
een
zaak van
mannen
Een enquête over Kritiek en Critici in
massa-media gehouden door Louis
Harris and Associates in opdracht van
de United Church of Christ's Officie of
communication.
Een enquête over de filmcriticus in de
Verenigde Staten kan zijn nut hebben
om er eigen ervaringen mee te ver
gelijken. Eén ervaring leert dat de in
stelling van een criticus over de ge
hele wereld een zelfde gemiddelde
trend heeft en dat derhalve gegevens
uit de USA verhelderend kunnen zijn
bij het overwegen van een persoonlijk
oordeel over degene, die jl. vrijdag
„zijn" film prees/veronachtzaamde/
afkraakte (doorhalen wat u niet te
binnen schiet).
Laten we eens zien hoe de USA-
critici hun eigen werk evalueerden.
58 Vond dat de oordelen in de
weekbladen „tamelijk goed" plegen
uit te vallen (en dat oordeel geldt dus
niet de film maar de kwaliteit van hun
stuk). 43% Achtte de kritieken in dag
bladen nogal goed geconcipieerd ter
wijl 40% met „bevredigend" alles
had gezegd.
Over de TV-kritieken betreffende bio
scoopfilms was 52% van mening, dat
deze van een weinig rijke inhoud ge
tuigden en de radiopraatjes verwier
ven op de kwalificatie „bloedarm",
60 van de stemmen.
39% Van de deelnemers meent dat
kritiek nauwelijks invloed heeft op de
lezer, maar 37 stelt dat er wel
sprake is van een vooruitgang in deze
beïnvloeding.
73% Was er heilig van overtuigd, hoe
ook de zaken er nu voor staan, dat
serieus bedrijven van oordeelsvorming
beslist van invloed op de kwaliteit van
films zal zijn.
69 Zegt „kritiek is een vorm van in
formatie op een bepaald terrein van
schone kunsten en de meerderheid
der critici (87 weet voor zeker, dat
het grootste deel van het publiek aan
dacht geeft aan en opmerkzaam is op
de functie van de criticus."
97 Noteert, dat het de voornaamste
taak van de criticus is iets te geven,
waaraan de lezer zijn mening kan toet
sen, althans waarmee hij zijn ervarin
gen kan vergelijken. 93% Voegt daar
aan toe, dat de criticus een educatie
ve taak heeft en als zodanig een be
paald effect op een potentieel publiek
door te wijzen op details.
De meerderheid denkt dat meer ruimte
in krant of in zendtijd de kwaliteit van
zijn werk zou verdiepen. Men zou
meer inhoud aan de kritiek kunnen
geven; meer evenwicht kunnen bren
gen in onpartijdige objectiviteit en
persoonlijke subjectiviteit. Een min
derheid meent dat de kwaliteit onder
nóg meer woorden maar zou lijden.
Zelf noemen de critici het ideaal wan
neer zij schrijven zonder kennis te
nemen van andermans opinie vóórdat
zij beginnen. Daarna moet men echter
de stukken van collega's grondig be
studeren. Men moet in de eerste plaats
voor een algemeen publiek schrijven
en in de tweede plaats voor een ter
zake kundig gezelschap. De meesten
zeggen, dat de algemene aard van de
lezerskring hen verplicht geen al te
intellectuele benadering van het on
derwerp na te streven.
De meeste critici (77 zeggen zon
der enige restrictie te kunnen werken
met uitzondering dan van de beschik
bare ruimte.
82% Noemt zich „selfcensor".
De invloeden, die zich van buiten af
als „beïnvloeding" aandienen zijn in
in 21 van de gevallen de adverteer
ders;
in 19% van de gevallen klachten via
de directie;
17% is kritiek van hoofdredacteuren;
13% is het vragen naar de bekende
weg door perschefs en public relation-
mensen;
in 10% van de gevallen zijn het „der
den" die de criticus benaderen.
Kleine pogingen tot omkoping, sociale
pressie ten goede en ten kwade en
economische bedreiging staan onder
aan de lijst van invloeden van buiten,
die het oordeel van de criticus trach
ten om te buigen.
Recensies over critici:
Een criticus moet 4e waarheid schrij
ven, maar hij moet haar ook kennen.
Jules Renard
Ais de kritiek u het genoegen in uw
werk ontneemt, troost u dan daar
mee, dat men zelf» over Gods
meesterwerk, de wereld, niet altijd
goede recensies leest,
Ludwig Fulda
De bedreiging van abonnees, die roe
pen „gooi die vent eruit" blijkt een
realiteit te zijn voor 8% der onder
vraagden.
De critici kunnen echter van zich af
slaan. Men dient te weten dat 81
van de critici mannen zijn, en onder
een mannelijke chef werken (98%).
Dat hun opleiding in 75% van-de ge
vallen universitair is, maar dat zij
meestal begonnen zijn als all round
journalisten om later de filmrichting
als begeerlijk te ontdekken. Journa
listieke maatstaven blijven daarom
overwegend.
29