Algemeen Bedrijf sreglement Beslissingen Hoofdbestuur Het Hoofdbestuur heeft besloten toestemming te verlenen als be doeld in het Algemeen Bedrijfsreglerr.ent aan: de N.V. City Film gevestigd te 's-Gravehage. tot het splitsen van haar bedrijf in twee N.V.'s, waarvan eerstge noemde uitsluitend de filmproduktiezaak voortzet onder de ge wijzigde naam N.V. City Film Produktie Maatschappij, terwijl de nieuwe N.V. City Film Verhuur Maatschappij heeft overgenomen het filmverhuurkantoor, dat ten name van eerstgenoemde was inge schreven; de heer H. Berg te Rotterdam, tot het exploiteren van de perma nente bioscoop-A: Passage Theater te Schiedam, welke bioscoop tot dan toe ten name van de N.V. Maatschappij Tuschinski in het Bedrijfsregister was ingeschreven; de Firma Groot en Wiebring te Hoorn, tot het overnemen en voort zetten van de permanente bioscoop-A: Victoria Theater te Hoorn, welke bioscoop voorheen werd geëxploiteerd door wijlen de heer A. G. Visser te Baarn; de heer A. C. H. Benner te Bergen op Zoom, tot het overnemen en voortzetten van de permanente bioscoop-A: Luxor Theater, al daar, welke bioscoop voorheen werd geëxploiteerd door de Firma Benner, welke is ontbonden door het overlijden van de heer W. K. J. Benner; de heer T. Rienks te Amsterdam, tot het exploiteren van de per manente bioscoop-A: Zonnehuis te Amsterdam-Noord, welke bio scoop voorheen werd geëxploiteerd door de heer P. J. Wage; de heer E. Wierda te Badhoevedorp, tot het exploiteren van de permanente bioscoop-A: Schouwburg Bioscoop te Harlingen (thans genaamd: Bioscoop Trebol), welke bioscoop voorheen werd ge ëxploiteerd door de Firma Harlinger Bioscoop; Mundofilm N.V. te Hilversum tot voortzetting van de filmproduktie- maatschappij der voormalige Firma Mundofilm; Miedema's Bioscoop- en Exploitatie Mij N.V. te Deventer tot het overnemen en voortzetten van de permanente bioscopen-A: Apollo en Diana te Assen en Luxor te Zutphen, welke bioscopen voorheen werden geëxploiteerd door de N.V. Thedinga's Mij tot Exploitatie van Bioscopen; Geesink Filmproduktie CV. te Bussum tot het voortzetten van de produkie-activiteiten der produktiemaatschappijen N.V. Starfilm en Joop Geesink's Dollywood N.V.; de heer B. A. C. van der Knaap te Wassenaar tot voortzetting van de permanente b;oscoop-A: Astra Theater te Wassenaar, welke voor heen werd geëxploiteerd door de heer A. J. Cosijn. de heer M. J. Philipse te Brielle tot het overnemen en voorzetten van de permanente bioscoop-A: Luxor Theater aldaar, welke bio scoop voorheen werd geëxploiteerd door de Firma M. J. Philipse. Toepassing van art. 18 der Statuten (1) Ter zake van het feit: dat de heer J. C. Hoek, Van Houweningenpark 66, Medemblik een film heeft vertoond in andere plaatsen dan in de des betreffende vertoningsovereenkomst was bepaald en wel zonder voorkennis van het betrokken lid-filmverhuurkantoor en kennelijk zonder het oogmerk dit daarvan achteraf in kennis te stellen, weshalve hij in strijd heeft gehandeld met artikel 4 van de Bondsvoorwaarden en de waardigheid van het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf, heeft het Hoofdbestuur besloten de heer J. C. Hoek inge volge artikel 18 der Statuten de straf van boete ad f 500, (vijfhonderd gulden) op te leggen. Deze beslissing is genomen op grond van de overwegingen: dat hij de film ,,Le gendarme de St. Tropez" krachtens ver toningsovereenkomst met het betrokken filmverhuurkantoor had afgesloten voor twee voorstellingen te Callantsoog in het kader van de exploitatie van de door hem geëxploiteerde reizende bioscoop; dat dit filmverhuurkantoor toevalligerwijs constateerde, dat genoemde film in dezelfde speelweek waarop de vertonings overeenkomst betrekking had, tevens was vertoond in de door de heer Hoek geëxploiteerde bioscoop Scala Theater te Medemblik; dat hij een filmverhuurkantoor aanvankelijk uitsluitend een afrekenstaat heeft gezonden betreffende de voorstellingen in Callantsoog en eerst nadat hij door dat kantoor werd geattendeerd op het feit, dat de film ook in Medemblik was vertoond, een afrekenstaat heeft toegezonden aangaande laatstgenoemde plaats, alsmede omtrent een voorstelling met dezelfde film en in dezelfde speelweek in het kader van zijn reisbioscoopexploitatie te Landsmeer, een en ander evenwel niet dan na aanvankelijk te hebben ontkend iets af te weten van de voorstellingen te Medemblik en Landsmeer; dat hij naar de mening van het Hoofdbestuur aldus in strijd heeft gehandeld met artikel 4 van de Bondsvoorwaarden, volgens hetwelk de gecontracteerde film slechts mag worden vertoond in het theater of op het adres als in de overeen komst is bepaald, alsook met de waardigheid van het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf; dat het Hoofdbestuur hem met het oog daarop voor verhoor ingevolge artikel 18 der Statuten heeft opgeroepen, welk verhoor op 28 september 1971 heeft plaatsgehad; dat de heer Hoek in hoofdzaak heeft verklaard, dat het vertoningscontract weliswaar betrekking had op Callants oog, doch dat hij ten aanzien van Landsmeer wel degelijk tevoren een telefonische afspraak hebt gemaakt met het filmverhuurkantoor; dat de heer Hoek voorts heeft aangevoerd: dat hij ten aan zien van Medemblik plotseling werd geconfronteerd met de omstandigheid, dat voor een nachtvoorstelling een film was uitgevallen, weshalve hij besloot de film in kwestie in te zetten; dat hij toegeeft te hebben verzuimd het filmver huurkantoor van laatstgenoemd feit in kennis te stellen; dat zijn administratie door omstandigheden achter was en dat zijn boekhouder, die slechts korte tijd geleden was aan gesteld, niet op de hoogte was van de voorstellingen te Medemblik en Landsmeer, zodat hij slechts voor Callants oog had afgerekend; dat het hoogst zelden voorkomt, dat de heer Hoek een film in andere plaatsen dan waarvoor hij was gehuurd, inzet en dat hij in dergelijke gevallen de betrokken filmverhuurkantoren tevoren telefonisch pleegt in te lichten; dat het Hoofdbestuur vaststelt: dat de uiteenzettingen van de heer Hoek aangaande Landsmeer niet worden bevestigd door het desbetreffende filmverhuurkantoor; dat de achterstand in de administratie niet ter zake dienende is, daar immers wel onmiddellijk ten aanzien van Callantsoog is afgerekend; dat de onbekendheid van de boekhouder met betrekking tot de voorstellingen te Medemblik en Landsmeer niet als een excuus kan gelden voor het in eerste instantie niet afrekenen van die voorstellingen, omdat uit de door de heer Hoek gevolgde ged/agslijn geenszins blijkt, dat hij het voornemen zou hebben gehad tot afrekenen over te gaan; dat het Hoofdbestuur in de overige mededelingen van de heer Hoek aanleiding heeft gevonden om aan de hand van de advertenties een onderzoek te doen instellen door de Recettecontroledienst naar zijn wijze van afrekenen in het algemeen, waarbij in enige recente gevallen is gebleken, dat ten aanzien van geannonceerde filmvoorstellingen niet is afgerekend; dat, aangezien nauwelijks aannemelijk is, althans door de heer Hoek niet is aangetoond, dat de aldus aangekondigde voorstellingen niet hebben plaatsgevonden, de conclusie ge rechtvaardigd is, dat de gang van zaken met betrekking tot de film ,,Le gendarme de St. Tropez" niet op zichzelf staat; dat het Hoofdbestuur de handelwijze van de heer Hoek van zo ernstige aard oordeelt, dat het heeft besloten hem de straf van boete ad f 500,op te leggen, nog ongeacht 14

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1972 | | pagina 14