FRANS VOORBEELD De verantwoordelijke instanties gaan geleidelijk inzien, dat de komst van de etectronica in de massamedia het instituut bioscoop veel schade heeft kunnen berokkenen, maar niet verdringen. De bioscoop blijft in het uitgaansleven de be langrijkste plaats innemen, blijkt te voorzien mag men wel zeggen in een sociale behoefte en haar repertoire blijft een eigen leven leiden temidden van de zich ontwikkelende beeldcultuur. Wat met ontzaglijke middelen en vaak grote politieke druk van de grond is geholpen mag niet dienen om het cinematografisch bedrijf, dat het praktisch geheel moet hebben van particuliere investering, door machtsposities meer te schaden dan structureel verantwoord is. In ons land heeft gezond verstand tot gemeen overleg geleid, dat althans een minimumregeling heeft opgeleverd, die in het buitenland jarenlang als voorbeeld heeft gegolden voor verantwoorde symbiose tussen verwante media met totaal uiteenlopende economische mogelijkheden. Het is jammer dat aan deze goede verstandhouding wordt getornd de laatste tijd, terwijl het buitenland juist een omgekeerde ontwikkeling te zien geeft na jaren van strijd en wanbegrip. Als voorbeeld diene de overeenkomst destijds gesloten tussen het Italiaanse film bedrijf en de TV en het recente ingrijpen van regeringswege in de verhouding tussen de Franse nationale filmindustrie en de O.R.T.F., waarmede volgens de verzekering van de minis ter van Culturele Zaken van dat land een nieuw tijdperk wordt ingeluid, een tijdperk waarin begrip over en weer aan de dag gelegd wordt voor eikaars noden en belangen en naar meer samenwerking gestreefd zal worden. In de over eenkomst tussen de Franse Nationale Televisie en Radio- omroep en de Franse filmindustrie, die in maart van dit jaar tot stand is gekomen, is onder meer bepaald, dat de O.R.T.F, jaarlijks een bijdrage van tien miljoen francs zal verstrekken aan de filmindustrie tot 1975. De helft van dit bedrag zal be steed worden aan co-produkties, waarin de O.R.T.F, een min derheidsaandeel zal hebben. Andere belangrijke punten van deze overeenkomst zijn: een bijdrage van de O.R.T.F, in het Franse Filmondersteu- ningsfonds; een verhoging van de prijs voor speelfilms die door de Fran se televisie worden vertoond; een jaarverhoging van de gemiddelde prijs met 10 percent per jaar tot 1975. Verder is overeengekomen, dat ter stimulering van het bio scoopbezoek de slotfilm van het zondagavondtelevisiepro gramma zal vervallen. Bovendien zullen gedurende het week eind via het derde televisiekanaal in het geheel geen films meer worden vertoond. In de toelichting op de overeenkomst heeft de minister van Culturele Zaken, Jacques Duhamel erop gewezen, dat de overeenkomst tussen de filmindustrie en de O.R.T.F, het be gin is van een nieuw tijdperk. ,,De televisie heeft de film nodig, de film de televisie". Deze waarheid is het uitgangs punt van de overeenkomst. Maar gedurende lange tijd is het onmogelijk geweest om de noodzaak van een vreedzame en georganiseerde samenwerking tussen deze twee zo belang rijke uitdrukkingsvormen onder ogen te zien" zo zeide hij. De minister wees er verder op, dat de vooruitzichten voor de film moeilijk zijn en grotere garanties nodig zijn om ver dere ontwikkeling mogelijk te maken. Samenwerking tussen de film en de televisie opent bepaalde perspectieven. Zeker er bestaat tussen het grote en het kleine scherm concurren tie, waaronder het bioscoopbedrijf lijdt. Deze concurrentie is echter een gevolg van de technische ontwikkeling. Men moet dit accepteren, maar vermijden dat dit feit een wilde concurrentie in de hand werkt, die onverbiddelijk zou uitlo pen op een verlaging van het culturele peil of een belemme ring voer de verdere uitbreiding van een zelfstandige film industrie. Ik heb in deze aangelegenheid niet gehandeld als een gevolmachtigde van de cinematografie, evenmin als een „voogd", want ik verafschuw dit woord dat zo weinig reke ning houdt met de verstandhouding en de verantwoordelijk heid die moet gelden tussen de staat en het bedrijfsleven. Ik heb gehandeld aan de hand van mijn regeringsbevoegd- heden en heb mij daarbij op zekere punten opgesteld als ar biter tussen de gezichtspunten van de cinematografie ener zijds en van mijn departement anderzijds.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1972 | | pagina 7