De ochtenddiscussie had een zeer geanimeerd verloop. Op het podium, van links naar rechts: Drs. P. H. van Westendorp, Dr. P. Gros, discussieleider J. Th. van Taalingen en Drs. P. M. H. Cuijpers. pen voorstelt, kennelijk kan afwijken van de behoeften die men evenzeer heeft. Als wij daarbij nog in aanmer king nemen dat een groot deel van het publiek, vooral van de ouderen maar ook van de jongeren, zelden of nooit een bioscoop bezoekt de jongeren 20 en de ouderen zelfs 51 dan komt toch de vraag op in hoeverre de totale communicatie rond film- en bio scoopwezen het publiek, dat min of meer in de markt is, motiveert om te gaan of om meer te gaan. Als we nu eens een heel eenvoudig communicatiemodelletje bekijken. Er zijn in dat drama drie spelers. De eer ste speler is het produkt, de tweede speler is de consument en de derde speler is de communicatie en tussen die drie bestaat een boeiende drie hoeksverhouding. Het totaal van de communicatie rond de film en de bio scoop dient naar het standpunt van de ondernemer het produkt film bij de consument een zodanige betekenis te geven, dat er uiteindelijk een aan koop plaatsvindt. Een eerste vereiste daarbij is natuurlijk wel, dat het pro dukt in werkelijkheid moet aansluiten bij de behoeften van de consument, an ders ontstaat teleurstelling, maar een tweede belangrijke vereiste is ook, dat het produkt in de communicatie zo ge presenteerd wordt, dat de consument kan ontdekken dat die aansluiting er is. Ik wees U er al op, dat de consument juist bij het type „diensten" naar ver houding grote informatiebehoefte heeft. De consument zal willen weten, of het produkt de voor hem relevante eigen schappen heeft en of die eigenschap pen zodanig voorkomen, dat zij bij hem in de smaak zullen vallen, zodat het produkt zijn geld waard is. Er bestaat rond Uw bedrijf zoals U beter be kend is dan mij erg veel communi catie. Wij hebben een heleboel commerciële communicatie advertenties, buiten- reklame, agenda's, manifestaties en overige incidenten en dan hebben we niet commercieel tenslotte de recensies, andere bepaalde publiciteit, de sociale kontakten van de bioscoop- gangers onderling en tenslotte nog een keer de niet-commerciële kunstagenda. De hele communicatie geschiedt, be houdens de mond-tot-mond-reklame, via bepaalde media en een eerste ver eiste is dan ook, dat het publiek, dat in de markt is, in voldoende mate met de ze media wordt geconfronteerd. Op dit punt bestaan erg veel veronderstellin gen, maar weet het bedrijf in feite nog al weinig. Het is bijvoorbeeld niet he lemaal duidelijk waarom het filmbedrijf betrekkelijk weinig gebruik maakt van gratis verspreide advertentiebladen, waarvan iedere bakker weet dat ze heel aardig en effectief kunnen verko pen. Komt de consument eenmaal in kontakt met die media, dan moet hij ook nog min of meer oppervlakkig kennisnemen van de bedoelde publi caties. Het filmbedrijf is daarbij aan merkelijk in het voordeel boven de fa brikant van wasmiddelen of soep, om dat het in de eerste plaats een tot op zekere hoogte nieuw produkt aan te bieden heeft en in de tweede plaats kan rekenen op een in doorsnede meer belangstellend publiek. Dat wil niet zeggen, dat de advertenties van het be drijf zo vaak beter zijn dan de wasmid delenadvertenties. In sommige gevallen zijn ze naar men mag aannemen beduidend slechter. Een belangrijke re den daarvan is ongetwijfeld, dat er zich op dit gebied sinds het grijze ver leden van de bioscoop modes hebben ontwikkeld, die niet of nauwelijks steu nen op enig consumentenonderzoek. In de wasmiddelenindustrie zoals U misschien bekend is gaat het heel anders. Daar wordt iedere advertentie van enig belang van tevoren getest bij de consument en men is bovendien ook via onderzoek veel beter op de hoogte van de motivatie bij het publiek dat men wil bereiken en van datgene wat het produkt bij dat publiek zal gaan doen, want dat produkt wordt van te voren bij het publiek grondig uitgetest alvorens men het op de markt brengt. De consument blijkt zich weliswaar slecht voorgelicht te voelen in door snee maar hij kent een groot belang toe aan de publiciteit rond Uw bedrijf, want op de vraag „Hoe komt men op de hoogte van de films die er al zo ter plaatse draaien?", noemt 39% de agenda, 37 noemt de advertenties, de buitenreklame wordt minder ge noemd (12 en dan noemt 16 nog 12

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1973 | | pagina 12