K ten Berge U weet te weinig van ons en wij weten ook te weinig vanU. Ik had voor mezelf dacht ik een aardige babbel zo op een kladje ge maakt, maar ik hoorde het laatste half uur al zoveel praten over kranten en kritiek en recensies en alles wat daar bij hoort, dat het me eigenlijk beter lijkt aan te sluiten bij die aktualiteit. U had het een beetje moeilijk over kri tiek en de invloed daarvan en allerlei vormen van publiciteit in de kranten, voorzover het dus film betreft. Laat ik daar een klein, bescheiden credootje over weggeven. Deze man is een journalist; op de al lereerste plaats geeft hij informatie. Dat kan op een heleboel manieren, want U weet ook wel, dat het vak van waaruit ik redeneer, hoewel ik voor mezelf spreek, bestaat uit een groot aantal zeer individualistische individuen en een even groot aantal tamelijk eigen zinnige typen, die er allemaal zo een eigen interpretatie van de uitoefening van het vak op nahouden. Er is één punt waarop ze het toch allemaal wel met elkaar eens zijn. Dat is het ver trekpunt, namelijk dat journalistiek in allereerste instantie is: informatie ge ven, en clan maakt het niet uit of het gaat over voetballen, over het parle ment, over film of over andere vormen van kunst. Informatie geven staat voor op. In de loop van de laatste tien, vijf tien jaren, toen radio en televisie zich ontwikkelden en een steeds groter deel van de informerende taak van de kran ten overnamen, zijn er wat nevenbe- cloelingen ontstaan in de journalistiek, maar daar kom ik straks nog op terug. Ik wil het dus even houden op die in formatie. Hoe geeft de man die infor matie? Dat kan hij op veel verschillen de manieren doen. Als we het over film hebben zijn de meest voorkomende: reportages over produkties die gaande zijn, interviews metsterren, acteurs en regisseurs, met een bioscoopexploitant en dan nog de meest voorkomende vorm van informatiegeving in een krant, de filmkritiek. Een beetje een belast word, een onbegrepen woord. Ik vind het eigenlijk een verkeerd woord en gebruik het bij voorkeur niet. Ik ge bruik ook het woord criticus niet. Een criticus is uiteindelijk ook een journa list: het klinkt iets sjieker, maar het betaalt niets meer, dus daarom hoef je het niet te doen. In hoeverre is kritiek informatiegeving? Als ik die kritiek in tweeën splits, dan heb ik een eerste helft die voor mij althans puur informatief moet zijn. Daarin dien je te vertellen, dat er een nieuwe film is, van wie die film is, wat voor mensen daarin meespelen, waar hij over gaat en in welk theater je naar die film kan gaan kijken. Dan is er een tweede deel dan word je een beetje persoonlijker waarin je vertelt wat je ervan vindt, hoe het jo bevallen is. Het is dit punt waarover de meeste misverstanden blijken te be staan, zoals telkens uit de gesprekken tussen mensen uit het bioscoopbedrijf en mensen van de pers blijkt. In hoe verre mag een man kritiek geven en in hoeverre geeft hij kritiek. Nogmaals, het woord „kritiek" vind ik niet geluk king. Ik onthoud mij dan ook als het even kan van een uitvoerige analyse van de film. Ik bericht veel liever over de totale bioscoopervaring die ik heb gehad. Ik ga, net als die buurman van mij, of die mevrouw uit Osdorp, naar de bioscoop en daarbij zijn een hele boel dingen voor mij van belang. Dat is natuurlijk die film, maar als ik ge hoerd heb dat er een erg goede film draait en ik wil daarheen, maar ik breek bij het betreden van het balkon mijn enkel omdat het kleed kapot is, of mijn vrouw verkeert voortdurend in levens gevaar omdat haar stoel dreigt in te zakken, clan zijn die elementen van dat kleed en die stoel veel belangrijker ge worden dan die film en al is die film nog zo goed, het wordt een rotavond en de mondreclame die ik geef wordt een zeer slechte mondreclame. Ik vind dat het niet zo heel erg veel verschil i;;tmaakt of je op die manier naar de bioscoop gaat of je doet dat ambts halve als een journalist, als een soort voorpost van het publiek, als een door gever van de informatie voor dat pu bliek. Die kritiek laat ik daar even op doorgaan, Het woord op zichzelf houdt een vrij negatieve sfeer vast, vind ik. Niettemin kan een kritiek en dat is iets waarvoor ik in het bioscoopbedrijf nog maar vrij weinig begrip heb ge vonden zelfs wanneer het een „kra ker" van een recensie is, een zeer be langrijke vorm van informatie zijn en zélfs een belangrijke aanbeveling voor de film. Ik zie een film en moet daarover gaan schrijven. Ik ga naar huis en schrijf een stuk over die film. Ik vertel eerst v/at er aan de hand is en ga dan vertel len wat ik zelf van die film vind en ik bericht bijvoorbeeld: Brando is een kwijl. Nou kunt u natuurlijk zeggen: nou, daar ga ik met mijn film zeg, daar heb je die man weer. Maar dan ver geet U altijd dat wanneer ik Brando een vervelende vent vind en dat zeg, dat er onder de lezers ontzettend veel mensen zijn die Brando een enorme kerel vinden en alleen voor Brando bereid zijn naar de bioscoop te gaan. Deze mensen pikken dat stuk informa tie, dat Brando in de film zit, uit mijn recensie. Je hoort ernaar te streven om die twee elementen er altijd zeer duidelijk in te brengen; vandaar dat wij, om te voor komen dat die informatie wordt weg gedrukt door het persoonlijke gebabbel van die man in de loop van dat stukje, meestal met een afwijkend lettertype aangeven de titel, plaats van première, maker van defilm, acteurs enzovoorts, om in ieder geval die informatie voorop te laten staan. Nog een voorbeeld: „De inbreker". Ik zeg op een gegeven ogenblik na een aantal aardige dingen over de film ge zegd te hebben iets in de trant van: „Frans Weisz heeft toch wel een grote stap terug gedaan. Die is nu bereid gebleken een zeer gewone, bijna platte film te maken". De precieze woorden weet ik niet meer. Nou is die opmerking aan Weisz in dit geval niet bedoeld als een hate lijkheid of als een zeer negatieve vorm van kritiek, maar enkel en alleen om het publiek te informeren, zodat ook al die mensen die niet van plan waren om naar een film van Frans Weisz.te gaan, omdat ze daar niet van houden, nu weten, dat de man een totaal andere film heeft gemaakt. Met een ander voorbeeld wil ik U aan tonen dat een kritiek door zijn opzet heel anders kan doorwerken dan voor de buitenstaander wellicht lijkt. De film „Wat zien ik" ging in première. Daar had ik op een heleboel manieren be wondering voor, alleen, ik kon er zelf niet erg om lachen en ik dacht, dat wil ik toch wel een beetje kwijt. Ik ben dus eerst gaan vertellen wat er met die film is, waar hij is, wat er inzit, wie er inzit en geef dan op een gegeven mo ment natuurlijk op mijn eigen toon met een aantal zinnen weer wat er te zien is. Dat is misschien een beetje cynisch uitgevallen dat heb je altijd als je het op een beetje persoonlijke manier doet maar het was, dacht ik, wèl zo, dat iedereen die dat las wist wat hij in de film te zien zou krijgen en op dat moment al, voorzover hij zijn keuze nog niet had gemaakt, misschien een keuze maakte. In het tweede deel van datzelfde stuk heb ik verteld, dat ik van bepaalde dingen persoonlijk niet houd en waarom niet. Nu herinner ik mij, dat een aantal mensen die bij deze film betrokken waren we kunnen er nu rustig over praten, want het is alle maal al weer lang geleden zich nog al gegrepen voelden door de cynische toen of, zoals zij dat dan noemden, de negatieve toon waarop deze film door mij in de publiciteit was gebracht. 22

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1973 | | pagina 21