communicatiesucces. En wanneer ik
dit nou zo duidelijk stel, dan vindt U
mij misschien wel een beetje een kei
harde kapitalist. Dat ben ik niet, maar
ik stel wel de zaak zeer duidelijk, zo
dat wij daarover straks misschien be
ter kunnen discussiëren.
Heeft dus de communicatie voor een
groot gedeelte een commerciële ach
tergrond, ik wil wel zeggen, dat er nog
andere effecten in die communicatie
schuilen. Dat is in de eerste plaats, dat
communicatie, met name via de media,
een spiegel van de maatschappij is.
Het is het registreren van wat er in de
maatschappij zit, het is het selecteren,
het is het doorgeven zonder eigen me
ning, zonder commentaar, naar het
grote publiek toe. Een functie die
zou je kunnen zeggen voor het
grootste gedeelte toevalt aan de mo
derne media, als radio, televisie en
pers, maar ook deels natuurlijk wel
aan de film, alhoewel het daar in een
wat ander kader is geplaatst. En het
doorgeven van wat er in die maat
schappij gebeurt, is op dit ogenblik
ook op de helling. Men krijgt de in
druk, dat wat er om ons heen gebeurt,
eerst wordt bewerkt, dat dat wordt
gemanipuleerd, waardoor wij zelf als
het ware ook weer worden gemanipu
leerd. Ik denk in dit geval aan de vaak
gerichte informatie die tot ons komt
over bepaalde onderwerpen, die hele
maal geen gerichte informatie behoe
ven. Het is ook weer Prof. Rooy ge
weest, die in zijn afscheidscollege
heeft gezegd, dat de Nederlandse
journalistiek de soft ware zou ik
willen zeggen in zijn informatie te
veel is geëngageerd en daardoor wat
zich buiten ons afspeelt te veel in een
gekleurd kader plaatst. Dat is de twee
de sector van communicatie, de twee
de functie zou je kunnen zeggen. Er
is een derde sector die ik U even wil
noemen, dat is de functie van de me
dia om mee te helpen aan een struc
tuurverandering in deze maatschappij.
In iedere gezonde maatschappij, iede
re maatschappij die aan het ontwik
kelen is, ziet men ook een proces van
structuurverandering. En sommige me
dia wensen zeer bewust daaraan hun
bijdrage te leveren, soms met voorbij
zien en dan ga ik weer even terug
naar de commerciële kant van het
eigenbelang. Ik denk daarbij bijvoor
beeld aan het bloot van de V.P.R.O.
Meteen kwamen er aanvallen op de
V.P.R.O.; mensen liepen weg. Dat wa
ren vooral die mensen die het wel
mooi vonden maar tegen de buren zei
den dat ze het niet mooi vonden. De
V.P.R.O. heeft hier dus een uitzending
gemaakt, zou je kunnen zeggen, die
niet paste in het eigen commerciële
belang.
Wanneer we dit nu zo overzien, dan is
meteen al de vraag: wat doet nou de
wetenschap, wat geeft nu de weten
schap ons voor informatie over het
geen commercieel in de sfeer van de
communicatie zoal gebeurt. En dan
moet ik U teleurstellen, want die we
tenschap doet niet zo erg veel. De
wetenschap ik zal niet zeggen dat
die slaapt heeft er wel tijd voor,
maar op de universiteit doorgaans
geen geld om veel aan communicatie
onderzoek te doen. Het meeste on
derzoek dat U tegenkomt in die sfeer
van de communicatie, is weer onder
zoek waarvan de resultaten commer
ciële bedoelingen hebben. Die resulta
ten moeten de opdrachtgever helpen
om de communicatie beter te doen sla
gen en om er daardoor zelf beter van
af te komen, om profijtelijk te kunnen
opereren. Het is in dit verband opmer
kelijk, dat het onderzoek dat U bij
voorbeeld dagelijks bij de televisie
ziet en waarvan steeds weer nieuwe
resultaten naar voren komen, steeds
weer zo gericht is, dat de omroepver
enigingen er wat aan hebben, er beter
van kunnen worden, het kunnen hante
ren in hun commerciële strijd onder
elkaar. Als U die onderzoekingen be
kijkt en U bestudeert de resultaten,
dan zult U zien dat er in die resultaten
altijd weer wordt gesproken over aan
tallen en waarderingen. Dat wil men bij
omroepverenigingen weten, want daar
kan men mee werken: hoeveel mensen
hebben naar mijn programma gekeken.
Het is het waarderingscijfer, het is
het aantal dat bepalend is voor de
programmapolitiek. Het is een cultu
reel-commerciële achtergrond en dan
laat ik aan U over waar U nu de nadruk
op wilt leggen, op het culturele dan
wel op het commerciële. Het gaat om
waarderingen. Neem nu Uw eigen pro-
dukten, Uw films die ook door de tele
visie worden uitgezonden, die worden
gemiddeld bekeken door 20 van de
televisiekijkers en die 20 staat dan
ongeveer gelijk aan een 2 miljoen kij
kers. En de waardering voor Uw films
is vrij hoog, in schoolse cijfers zou U
zeggen die waardering is goed, name
lijk 7,2 volgens het laatste verslag; dat
betekent dus 7+ op Uw rapport. U
ziet: het is steeds weer kwantitatief en
in dat hele communicatie-onderzoek
zult U dan zien, dat er weinig wezen
lijk kwalitatief onderzoek is. Er is nog
wel onderzoek naar inhoud van pro
gramma's, maar ook dat is weer mees
tentijds kwantitatief, niet kwalitatief,
men zoekt niet naar attitudes, men
zoekt niet naar verandering van hou
dingen, men zoekt niet naar verande
ring van opvattingen. Het is ook zo,
dat daarvoor misschien wel de juiste
methodieken ontbreken. Voorbeeld
van zo'n inhoudsanalyse is en ik
moet weer teruggrijpen naar de tele
visie een analyse destijds van het
programma van de heer Hutink over
al of niet gedane wreedheden in Indo
nesië. Uit dat onderzoek bleek ik
heb hier precies de resultaten dat
in 14 dagen na die uitzending in de
Nederlandse pers 464 artikelen erover
verschenen en 205 ingezonden brie
ven. Maar als U nu vraagt: wat heeft
zo'n uitzending bij het Nederlandse
publiek werkelijk gedaan, dan kan de
wetenschap U daar waarschijnlijk geen
antwoord op geven. Wij hebben voor
onszelf wel het gevoel dat is een
empirisch gevoel en dat hoeft hele
maal niet onjuist te zijn dat er in het
Nederlandse volk een zekere verande
ring is ontstaan. Dat ziet U ook met
andere dingen, die de belangstelling
hebben, waarover wordt geschreven,
waarover wordt gecommuniceerd en
waarvan men empirisch in eigen kring
kan nagaan: hé, er schijnt dus toch
iets aan het veranderen te zijn. Ik denk
bijvoorbeeld aan de hele situatie rond
de reklametelevisie. Daar is een heel
andere houding tegenover ontstaan.
Ik denk aan de houding tegenover de
sex. Een film als „Blue Movie", die nu
erg veel succes heeft gehad, die zou
zo'n tien jaar geleden niet in een Ne
derlandse bioscoop gedraaid kunnen
worden, tenzij men allerlei mogelijke
maatregelen van de politie zou riske
ren en het zou zeker vragen in de Ka
mer hebben opgeleverd.
En nu is dus de vraag: zijn voor die
communicatie, waardoor dus blijkbaar
een verandering in houding teweeg
wordt gebracht, die media zelf verant
woordelijk of zijn er toch ook weer
andere groeperingen die daarbij lei
ding geven? En nu hebben wij de in
druk en daarover vindt U in de lite
ratuur vrij veel geschreven dat het
veel meer een kleine groep van men
sen is, die ons als het ware meesle
pen, die meewerken een andere hou
ding ten opzichte van bepaalde pro
blemen aan te nemen. Dat is de groep
van de opinion leaders. Ik weet het
niet misschien heb ik het helemaal
fout maar ik kan mij voorstellen,
dat de opinion leader ook in Uw be
drijf een zeer belangrijke is en mis
schien gestalte heeft gekregen in de
criticus, die zijn wekelijkse kolom
schrijft in de dagbladen. Een film als
,,De peetvader" die wij allemaal heb
ben gezien, of die wij in elk geval alle
maal moeten gaan zien, deze film is
als het ware al gemaakt door de cri
tici in de pers. En wij moeten er wel
naar toe gaan, willen wij althans mee
kunnen spreken over deze film. En dan
kun je je nog iets anders afvragen: is
het niet zo, dat we op dit ogenblik
door de explosie van die communica
tiemedia in staat zijn om deel te heb
ben bij veel meer gebeurtenissen die
zich in en om onze eigen kring en in
de wereld afspelen? In theorie moet U
onmiddellijk zeggen: natuurlijk. Er is
een explosie van communicatiemidde
len, die kans die ligt er. Maar ten aan
zien van de veelheid en de gevarieerd
heid van boodschappen die tot ons
komen en die wij tot ons moeten ne
men ben ik een beetje pessimistisch.
In de eerste plaats, omdat er zoveel
gebeurtenissen zijn en die gebeurte
nissen vaak zo gecompliceerd zijn, dat
we eenvoudig niet de gelegenheid heb
ben en niet de moeite nemen om ons
daarin te verdiepen. Het is zou ik
willen zeggen een heel eind van ons
bed, het interesseert ons maar matig
en wanneer we weten dat een Neder-