in dit Bioscoopbedrijf wordt nog steeds gediscrimineerd DE BRIEF VAN DE PROCUREURS-GENERAAL ANDERE MENING FILM Uitgave van de Nederlandse Bioscoopbond, nummer 2 6 januari 1977 Redaktie en administratie: Postbus 5048, Amsterdam. Tel: 020 - 799261 Hoofdredakteur: J.Th. van Taalingen Redaktie-coördinatie Ernest Beneder Advertenties: drukkerij Poortpers b.v. Torensteeg 3Amsterdam Tel: 020-231485 Proefproces tegen kabeltelevisie pagina 3 Filmfestivals op drift pagina 5 5 Theaters in Metropole Den Haag pagina 6 Afscheid van de Filmbeurs pagina 7 Operateursexamens 1976 pagina 8 Filmproduktie pagina 10 De opnamen voor 'Blindganger' zijn in volle gang. Onder regie van Ate de Jong worden de hoofdrollen gespeeld door Ansje Beentjes en Derek de Lint. Een produktie van Frans Rasker/Olga Madsen/Horizon Films met financiële steun van het Produktiefonds voor Nederlandse Films. Foto:Ferry André de la Porte De brief die de procureurs-generaal bij de gerechtshoven op 22 de cember 1976 als een onprettige Kerstboodschap aan de Nederlandse Bioscoopbond hebben gericht, is in onze kringen als een bom inge slagen. Volgens deze brief zullen onze leden zich ingaande 1 januari 1977 blootstellen aan strafvervolging bij het vertonen of doen vertonen van pornografische films, d.w.z. films die in de zin van artikel 240 van het Wetboek van Strafrecht als aan stotelijk voor de eerbaarheid worden aangemerkt. Voor de beantwoording van de vraag, of een film pornografisch is, wordt gemakshalve door de procureurs-gene raal als maatstaf gehanteerd, dat de film in kwestie niet door de Centrale Com missie voor de Filmkeuring is toegelaten. In dit verband mogen wij erop wijzen, dat het openbaar ministerie altijd al de beleidslijn heeft gevolgd, dat niet tot strafvervolging op grond van artikel 240 W.v.S. zal worden overgegaan ten aan zien van films die door de centrale filmkeuring zijn toegelaten. In dit licht bezien lijkt de aktie van de procureurs-generaal een logische conse quentie van de vorengenoemde beleidslijn: niet toegelaten, dan optreden. Zo eenvoudig is de zaak echter niet. Voor een juist inzicht in de situatie kan een aantal faktoren niet buiten beschou wing blijven: a. de steeds grotere vrijmoedigheid waarmede het laatste decennium in boeken, in tijdschriften, in films, op het toneel of via de televisie afbeeldingen of teksten over het sexuele leven werden gepresenteerd; b. de hiermede gelijke tred houdende versoepeling van het opsporings- en vervol gingsbeleid van justitie in het algemeen met betrekking tot de artikelen 239 en 240 van het Wetboek van Strafrecht (regelende openbare schennis van de eerbaarheid en de 'pornografie'; c. het niet optreden door justitie tegen de openbare vertoning van pornofilms in zalen die niet door het georganiseerde bioscoopbedrijf worden geëxploiteerd; d. het besluit van het parlement om de Bioscoopwet af te schaffen en de verto ning van films aan volwassenen vrij te laten. Hoewel het parlement de zede- lijkheidswetgeving, verankerd in de Strafwet, niet heeft gewijzigd, mag wor den aangenomen, dat het geen loos gebaar heeft willen maken en een reële vrijheid voor de openbare filmvertoning heeft willen scheppen. Met het oog op deze faktoren hebben bedrijfsgenoten die intussen in enkele kleinere bioscopen en met grote omzichtigheid op het stuk van publiciteit ter vrijwaring van het publiek voor een onverhoedse confrontatie pornofilms zijn gaan vertonen, gemeend zulks straffeloos te kunnen doen. De procureurs-generaal hebben hierover een andere mening. Zij zijn van oordeel, dat de voortschrijdende expansie van het 'sexbedrijf' noopt tot een principiële herbezinning. Na overleg met de hoofdofficieren van justitie hebben de procu reurs-generaal besloten in de eerste plaats een halt toe te roepen aan het vertonen van pornofilms in 'gewone' bioscopen. Dit betekent, dat in voorkomende geval len dergelijke films in beslag zullen worden genomen en tegen de bioscoopexploi tanten op grond van artikel 240 W.v.S. een strafvervolging zal worden ingesteld. De consequenties van deze beslissing raken naar de mening van de procureurs generaal tevens het beleid ten aanzien van de 'sexbioscopen' en bijgevolg ook andere vormen van het sexbedrijf. Bijstelling van het beleid op het terrein van sex-commercie kan volgens de procureurs-generaal niet geschieden zonder dat eerst voldoende feitelijke gegevens zijn verzameld. Zij hebben daartoe de nodige opdrachten gegeven. Anders gezegd: zij gaan het gehele terrein van de sex- exploitatie opnieuw en naar valt te verwachten scherper bekijken. Nu de procureurs-generaal hebben besloten de vertoning van pornofilms in ge wone bioscopen reeds onmiddellijk aan te pakken, moesten zij een onderscheid maken tussen deze bioscopen en de zogenaamde sexbioscopen. Daar een kwali tatief criterium naar hun mening niet kan worden opgelegd, hebben zij een kwantitatief onderscheid gemaakt: bioscopen van meer dan 50 zitplaatsen zijn 'gewone' bioscopen en hebben zich derhalve ingaande 1 januari 1977 te ont houden van de openbare vertoning van pornofilms, bioscopen met minder zit-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1977 | | pagina 7