SLUITINGSTERMIJN 'FILM' NR. 4 Advertentiemateriaal (werktekeningen, advertentieafdrukken met zetaanwijzingenetc.) voor plaatsing in 'FILM' nr. 4 dient uiterlijk 24 januari om 5 uur in ons bezit te zijn. Nr. 4 verschijnt op 3 februari en 'dekt' dus de speelweken 27.1/3.2 en evt. 10.2.77. Indien u op 24 januari nog niet de exakte gegevens kunt leveren, is het mogelijk op die dag te RESERVEREN en het uiteindelijke advertentiemateriaal UITERLIJK op maandag 31 januari voor 5 uur bij drukkerij Poortpers, Torensteeg 3, Amsterdam (tel. 020-23 14 85) aan te leveren. Kontakt over alle advertenties via deze drukkerij de heer G. Timmer. dat ook voor het overige geen feiten of om standigheden voorhanden zijn, op grond waarvan het door partij-Hafbo beweerde be staan van een ontbindende voorwaarde be wezen kan worden geacht, en dat de Raad van oordeel is, dat aan de eed, die beide par tijen als mogelijk bewijsmiddel hebben ge noemd, geen doorslaggevende betekenis ware te hechten; dat de Raad van Beroep bij het ontbreken van bewijs omtrent het bestaan van een ont bindende voorwaarde derhalve met de Com missie van Geschillen de opvatting is toege daan, dat partijHafbo door de contracten met partij-Meerburg/City gebonden is en partijHafbo, nu zij de film in kwestie in plaats van aan partij-Meerburg/City aan Tuschinski heeft geleverd, bijgevolg tot schadevergoeding gehouden is; dat, wat de hoogte van de schadevergoeding betreft, het beroep van partij-Meerburg/City op het bepaalde in artikel 7 der Bondsvoor- waarden, volgens hetwelk aan de huurder onverminderd zijn recht tot het eisen van schadevergoeding, bij niet-levering het gehe le bedrag van de overeengekomen auteurs- prijs moet worden betaald, niet opgaat; dat de eis van partij-Meerburg/City in eerste in stantie zich immers beperkte tot schade vergoeding en dat een uitbreiding van deze eis in tweede instanties, hetgeen hier feite lijk het geval is, in het kader van deze arbi trale rechtspraak niet kan worden aanvaard, nog daargelaten, dat de beide mogelijkheden die de huurder met artikel 7 der Bondsvoor- waarden worden geboden, in het licht van de bedoelingen die aan het artikel ten grond slag liggen, niet als geheel afzonderlijke ele menten dienen te worden opgevat, zoals partij-Meerburg/Oity doet, doch in hun on derlinge samenhang moeten worden beoor deeld; dat ook verder de door partij-Meerburg/ City gehanteerde schadevergoedingsnormen tot een aanzienlijk hogere uitkomst leiden dan met het oog op de resultaten in het alge meen van de desbetreffende bioscopen re delijk is te achten en dat voorts, gelet op het aantal door partij-Meerburg/City in ver band met prolongatiemogelijkheden gecal culeerde vertoningsweken, voor de vaststel ling van de hoogte der schadevergoeding uitsluitend de weken in aanmerking dienen te worden genomen waaromtrent een ver toningsverplichting bij overeenkomst was vastgesteld; dat partij-Hafbo bij haar berekening van de schadevergoeding daarentegen is uitgegaan van lagere resultaten van de bioscopen in kwestie dan in het licht van de commerciële waarde van de film en in het kader van een schadevergoedingsregeling acceptabel is te oordelen; dat partij-Hafbo onder meer feitelijke uit komsten van de vertoning van de film in bioscopen van Tuschinski als basis voor de berekening van de schadevergoeding heeft genomen, doch dat een dergelijke basis niet juist is vanwege de verschillen die kunnen ontstaan bij het uitbrengen van een film in een andere bioscoop en in een andere pe riode, zoals hier het geval was, nog daar gelaten de omstandigheid, dat dit element ook niet als grief ten opzichte van het vonnis van de Commissie van Geschillen kan gelden, omdat de onderhavige film ten tijde van de uitspraak van de Commissie van Geschillen nog niet ons land was vertoond en de nadien behaalde resultaten dus ook niet door de commissie in aanmerking kon den worden genomen; dat partij-Hafbo heeft aangevoerd, dat par tij-Meerburg/City de gevolgen van mogelijke akties van Tuschinski voor de effektuering van de overeenkomsten tussen partijen had kunnen voorzien, doch dat de Raad het niet eens is met de hieruit door partij-Hafbo ge trokken conclusie, dat op gronden van goede trouw en billijkheid partij-Meerburg/ City aan de tussen partijen bestaande over eenkomsten redelijkerwijs geen recht op schadevergoeding kan ontlenen, althans daaraan ten hoogste een recht op vergoeding kan ontlenen van de helft der geleden schade; dat immers, nu partij-Hafbo zich in haar re latie met partij-Meerburg/City niet op on weerlegbare wijze heeft gewapend tegen de gevolgen van mogelijke aanspraken vanwege Tuschinski, zij daarmede het volle risico heeft genomen van een vordering tot scha devergoeding wegens wanprestatie van de onderneming - hetzij partij-Meerburg/City, hetzij Tuschinski ten opzichte waarvan zij niet aan haar leveringsverplichting voldoet, dat de omstandigheid, dat partij-Meerburg/ City bij de afsluiting van de overeenkom sten met partij-Hafbo had kunnen beseffen, dat partij-Hafbo als gevolg van eventuele akties van Tuschinski wel eens niet in staat zou blijken te zijn haar leveringsverplichting ten aanzien van partij-Meerburg/City na te leven, in de gegeven situatie geenszins im pliceert, dat partijHafbo op grond van bil lijkheidsoverwegingen geheel of ten dele van haar contractuele verplichtingen jegens partij-Meerburg/City ontslagen zou zijn; dat de Raad van Beroep zich met het sys teem, hetwelk de Commissie voor de bere kening van de door partij-Meerburg/City geleden schade heeft toegepast, als een objectieve benadering kan verenigen; dat conform dit systeem een berekening van de schadevergoeding heeft plaatsgevon den die is gebaseerd op de gemiddelde bruto-weekrecettes van enige der in een jaarperiode in elk van de desbetreffende bioscopen van partij-Meerburg/City ver toonde succesvolste films en wel gedurende het contractueel vastgelegde aantal verto ningsweken verminderd met het bijbehoren de filmhuurbedrag, van welke uitkomst ver volgens wordt afgetrokken de gemiddelde bruto-weekrecettes van alle films die in de zelfde periode per bioscoop gedurende het zelfde aantal weken zijn vertoond, eveneens verminderd met het bijbehorende filmhuur bedrag, in dier voege, dat het aldus verkre gen resultaat tenslotte wordt verhoogd met een percentage wegens enteeprijsaanpassing, op grond van welke berekeningen de Raad van Beroep het bedrag van de door de Com missie van Geschillen aldus vastgestelde schadevergoeding van fals juist oor deelt; dat de Raad van Beroep het evenwel redelijk acht, dat bij het vaststellen van de schade vergoeding tevens rekening wordt gehouden met de derving aan neveninkomsten, zoals uit consumptieverkoop, plaatsbespreking en garderobe, welke derving voortvloeit uit het verschil in bezoekcijfers bij vertoning van zeer succesrijke films en de gemiddelde film; dat de Raad van Beroep de schadevergoe ding wegens gederfde neveninkomsten op grondslag van de vorenaangegeven calculatie heett bepaald op fweshalve het to tale bedrag van de door partij-Hafbo te beta len schadevergoeding fbedraagt; dat partij-Hafbo voorts moet worden veroor deeld tot betaling van de arbitragekosten in beide instanties, welke kosten door de Raad in tweede instantie worden bepaald op f. 200,-, zodat zij in totaal f. 250,- be dragen. RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID BEVESTIGT het vonnis van de Commissie van Geschillen, waarvan beroep, ten aanzien van de veroordeling van Hafbo B.V. tot be taling van schadevergoeding aan Meerburg Theaterbeheer B.V. en City Exploitatie Mij B.V. VERNIETIGT voornoemd vonnis ten aan zien van de hoogte van het bedrag van de schadevergoeding en in dit opzicht opnieuw rechtdoende veroordeelt Hafbo B.V. tot be taling van een schadevergoeding groot f VEROORDEELT Hafbo B.V. tot betaling van de arbitragekosten in beide instanties, in totaal bedragende f. 250,- (tweehonderden vijftig gulden). Aldus gewezen te Amsterdam op 21 december 1976 De Raad van Beroep (Tweede Kamer) van de Nederlandse Bioscoopbond: w .gC JBladVoorzitter w.g. W. Hemelraad, lid W.G. H. Miedema, plv. lid w.g. P.J.N.B.. Ooms, plv. lid w.g.Drs. J.Ph.Wolff, lid w.g. J.Th. van Taalingen, secretaris 12

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1977 | | pagina 18