HOE MEN DE PRIJZEN MET 17% LAAT STIJGEN
Onlangs werden wij opgeschrikt door een mededeling van
de nieuwslezer van de N.O.S.-televisie, dat de entreeprijzen
van de bioscopen blijkens een geheim rapport van de Neder
landse Bioscoopbond in 1977 met 17% waren gestegen. Dit
bericht was afkomstig van het Konsumenten Kontakt,
waarin samenwerken het C.N.V., de Nederlandse Gezins
raad, het N.K.V., het N.V.V., de Nederlandse Vereniging
van Huisvrouwen en de VARA.
Gezien de betekenis van de genoemde organisaties is het be
grijpelijk, dat aan een publikatie van het Konsumenten
Kontakt in zijn maandblad 'Koopkracht' gezag wordt toe
gekend. Is zulks in dit geval terecht gebeurd?
Laten wij eerst de kwestie van de prijsstijgingen onder de
loep nemen. Een stijgingspercentage van 17 kan men zich in
een land met een wettelijk stelsel van prijsvoorschriften
nauwelijks voorstellen. De zaak ligt ook wel wat anders dan
het artikel doet geloven.
De prijzen ook van de bioscopen worden nauwlettend
in de gaten gehouden door de Economische Controledienst,
die op grondslag van de prijzenbeschikkingen onderzoekt,
of elke bioscoop de toegestane prijsverhoging in acht
neemt. Er is ten aanzien van de bioscoop geen ander prijs
beleid dan voor het overige bedrijfsleven, ook al wekt het
artikel de indruk, dat het tegengestelde het geval is.
Het artikel in Koopkracht heeft het echter niet over de
prijsstijging in de normale zin van het woord. Het percen
tage van 17 heeft betrekking op de toeneming van de ge
middelde besteding per bezoeker. Men verkrijgt dit beste
dingsgemiddelde eenvoudig door de bruto-recettes van ons
land te delen door het aantal bioscoopbezoekers. Als wij
het landelijk gemiddelde voor 1977 vergelijken met dat
voor 1976, dan blijkt de stijging inderdaad op 17% uit te
komen. Daarvoor behoeft men geen geheim rapport in te
zien. Deze cijfers kunnen eenvoudig uit de Bondsjaarversla
gen worden gehaald, welke verslagen op ruime schaal wor
den verspreid, ook onder de publiciteitsmedia.
Het verloop van het bestedingsgemiddelde zegt niets om
trent de mate waarin de entreeprijzen aan de kassa stijgen.
Er zijn namelijk een paar factoren die het bestedingsgemid
delde een sterk van de normale prijsontwikkeling afwijkend
verloop kunnen geven.
In de eerste plaats kan het bestedingsgemiddelde worden
beïnvloed door een voorkeur van het publiek voor duurde
re rangen.
In de tweede plaats kunnen zogenaamde avondvullende
films een belangrijke invloed uitoefenen. Vanwege de leng
te van die films kan per avond slechts één voorstelling wor
den gegeven in plaats van de gebruikelijke twee voorstellin
gen. Voor zodanige films, die ook qua filmhuur op een
hoog niveau plegen te liggen, worden hogere entreeprijzen
geheven.
Vooral in 1977 hebben dergelijke films een zeer grote rol
gespeeld. De film 'Soldaat van Oranje' en 'A bridge too
far' waren in dat jaar in deze volgorde de films met de hoog
ste omzetten in ons land en de extra stijging van het beste
dingsgemiddelde is voor een aanzienlijk deel hieruit te ver
klaren. Met name de film 'A bridge too far' werd tegen
extra verhoogde entreeprijzen vertoond, zulks op grond van
een desbetreffende toestemming van het Ministerie van
Economische Zaken.
Over de film 'A bridge too far' wordt in het artikel 'Koop
kracht' nog het een en ander afzonderlijk vermeld: 'Door de
f 15,— die U voor deze film betaalde, bracht hij zes miljoen
gulden op. De kosten om 'A bridge too far' in Nederland te
kunnen vertonen bedroegen 1,2 miljoen gulden. Een winst,
kortom, van 500 procent'.
Allereerst zouden wij willen opmerken, dat de 'winst', uit
gaande van de door het blad vermelde gegevens, 4,8 miljoen
gulden zou hebben bedragen, hetgeen bij een kostenbedrag
van 1,2 miljoen gulden 400% is en geen 500%. Iedere
insider weet overigens, dat een calculatie als door het blad
gemaakt, nergens op slaat. Laten wij dit aan de hand van
een cijfervoorbeeld adstrueren.
Als een film in de bioscopen een omzet heeft van f 100,—,
dan gaat daarvan bij het genre waar wij het over hebben
rond 50% aan filmhuur af. Deze filmhuur wordt in de
eerste plaats aangewend ter dekking van de door de filmver
huurder gemaakte kosten: kopiemateriaal, betiteling en ver
taling, fotomateriaal, affiches, advertentiekosten en andere
promotiekosten etc. Laten wij, heel voorzichtig, de uit-
brengkosten stellen op 5% van de bioscoopomzet. Van de
filmhuur blijft dan f50,— - f 5,—f45,- over. Van films
als hierbedoeld moet van dit restant van licentiecontract
tot licentiecontract verschillend 75% tot 80% aan de
filmproducent worden afgedragen. Laten wij dit percentage
op 70 stellen. Dan houdt de filmverhuurder 30% over:
30% van f 45,- f 13,50.
Bij een theateromzet van 6 miljoen gulden komt men dus,
nog altijd globaal genomen, uit op f800.000,—. De filmver
huurder van de film 'A bridge too far' heeft als minimum
voorschot aan de producent rond 1,2 miljoen gulden moe
ten betalen. Met andere woorden, bij een zeer hoge theater-
omzet als hier genoemd staat de filmverhuurder nog steeds
in het rood. Eerst bij een theateromzet van 9 miljoen gul
den, speelt hij quitte. De speciaal verhoogde entreeprijs was
eenvoudig onvermijdelijk om het risico van aankoop van de
film, waarvan de produktiekosten astronomisch hoog
waren, te kunnen nemen. Men krijgt dan hetzelfde
verschijnsel als bij een schouwburgvoorstelling met een we
reldberoemde zanger of zangeres.
Wij moeten constateren, dat de schrijver van het artikel óf
zeer ondeskundig is óf de zaken in een onjuist daglicht
heeft willen plaatsen. Laten wij het maar op het eerste hou
den.
Een tweede element wat het verloop van het bestedings
gemiddelde aangaat, is de vestiging de laatste jaren van tal
van nieuwe bioscopen: nieuwbouw of inbouw. De hoge in
vesteringen die hiervoor nodig zijn, maken het nu eenmaal
noodzakelijk hogere entreeprijzen voor deze nieuwe zaken
vast te stellen dan voor bestaande theaters gelden. Gezien
het relatief grote aantal nieuwe bioscopen werkt deze fac
tor uiteraard door in het bestedingsgemiddelde.
Koopkracht vermeldt speciaal nog stijgingspercentages van
de 'entreeprijzen' in een paar steden. Zo stelt het blad vast,
dat de bioscoopkaartjes in Emmen, Deventer en Apeldoorn
in een jaar tijd maar liefst met meer dan 30% in prijs ste
gen. Wij kunnen ons voorstellen, dat de argeloze lezer derge
lijke cijfers excessief vindt. In Emmen en Apeldoorn zijn
echter geheel nieuwe kostbare complexen tot stand geko
men, waarvoor totaal andere grondslagen ten aanzien van
de prijsvaststelling gelden dan voor de vele jaren oude thea
ters die daar waren gevestigd. De invloed van de nieuwe bio
scopen op het bestedingsgemiddelde in deze plaatsen is
door de relatief sterke uitbreiding van het bioscooppark
uiteraard groter dan in plaatsen met veel bestaande biosco
pen. In Deventer geeft naast nieuwbouw het succes van de
in deze plaats opgenomen film 'A bridge too far' een ver
klaring voor de sterke stijging van het bestedingsgemiddel
de. Ook de film 'Soldaat van Oranje' had in Deventer bij
zonder goede resultaten. In plaatsen met een beperkt aan
tal bioscopen werken deze factoren sterk door in het be
stedingsgemiddelde.