In het artikel in Koopkracht worden in het kader van de
prijsaffaire allerlei toestanden en vooral misstanden in de
film- en bioscoopwereld erbij gehaald. Woorden als mono
polie en machtsconcentratie worden veelvuldig en met
nadruk gebruikt. Ook de machtige en geheimzinnige Bio
scoopbond wordt weer ten tonele gevoerd.
Het hoofdbestuur van de bond bestaat, aldus wederom het
artikel, uit mensen uit de bioscoopwereld, groten en klei
nen. Er bestaat de gespleten situatie dat allerlei onderne
mingen samen in de bond hun belangen zitten te bewaken,
terwijl ze in het dagelijks leven elkaar stevig beconcurreren.
'Deze situatie is de reden dat de bond zeer terughoudend is
met het geven van cijfers over het Nederlandse bioscoopwe
zen. Het is ook die geheimzinnigheid die leidt tot allerlei
gissingen over de macht van de bond. Worden er onder de
bestuursleden onderlinge afspraken gemaakt: Zo ja, wat is
de omvang van die afspraken?'
Zo, nu hoort U het eens van een ander, zouden wij, gebruik
makend van een hedendaags gezegde, willen opmerken.
Hoe zit het dan met die terughoudendheid wat de verstrek
king van cijfers betreft?
De Bond beschikt vertrouwelijk over cijfers van de leden
met het oog op de inning van contributie en muziekauteurs-
rechten volgens de regeling met Buma, alsmede in verband
met de door de Bond uitgeoefende controle van de bio
scooprecettes. Publikatie van deze cijfers kan slechts
geschieden, indien en voorzover de leden hiermede instem
men. Een uitzondering wordt gemaakt voor publikaties
om statistische redenen. Daarbij gelden de restricties die in
het algemeen op het gebied van statistiek in acht worden ge
nomen. Er wordt aldus van Bondswege een schat aan gege
vens verstrekt, die in de jaarverslagen zijn te vinden. De
Bond levert ook statistisch materiaal aan het C.B.S. en aan
tal van gemeenten. Wil men meer weten, dan zal men zich
daartoe tot de individuele leden moeten wenden, die zelf
hebben te beslissen omtrent hetgeen zij met betrekking tot
de publikatie van financiële gegevens kwijt willen. Dat heeft
niets te maken met geheimzinnigheid van de Bond of met
vermeende afspraken, maar alles met de omstandigheid, dat
men zonder toestemming van betrokkenen geen cijfers kan
publiceren die men uit geheel andere hoofde onder zich
heeft.
Met zekere trots wordt in Koopkracht verklaart, dat men
langs een omweg de beschikking heeft gekregen over een
cijferoverzicht. Men zal hier doelen op een intern stuk dat
de leden maandelijks wordt verstrekt. Wij hebben al onder
de aandacht gebracht, dan de landelijke cijfers in de Bonds
jaarverslagen worden vermeld. Wij hebben gezien, dat de ge
gevens omtrent enige gemeenten waarvan in het artikel
sprake is, niets zeggen omtrent de mate waarin de eentree-
prijzen van de bestaande bioscopen in de desbetreffende ge
meenten feitelijk zijn gestegen.
Ook heeft Koopkracht de hand weten te leggen op een in
tern rapport dat door het Raadgevend Bureau Berenschot
B.V. is opgesteld en betrekking heeft op de rentabiliteit van
de Nederlandse bioscopen in 1975. Dit rapport was als
intern stuk niet bestemd voor publikatie. Het is niet bij de
overheid gedeponeerd en het is dus ook niet aan Econo
mische Zaken toegezonden teneinde een niet gerechtvaar
digde verhoging van de entreeprijzen te bewerkstelligen. Dat
laatste wordt namelijk in het artikel gesuggereerd.
Het rapport is wel vertrouwelijk in een later stadium aan de
vakbonden verstrekt, niet om, zoals wordt beweerd, de
noodsituatie van de bioscopen tot uiting te brengen, doch
om duidelijk te maken, dat het rendement in de bioscoop
sector op historische kostprijsbasis in het onderzochte jaar
onbevredigend was. Bij een bedrijfs-economische waarde
ring, volgens welke onder meer de waarde van het gebouw
op de actuele waarde wordt gesteld, was er van rendement
zelfs geen sprake.
Koopkracht vindt vooral dit laatste gesjoemel, want als een
bioscoopexploitant voor een gebouw f 100,000,— heeft be
taald, dan moet men voor de bepaling van het rendement
daarvan uitgaan en niet van de paar miljoen die het pand nu
mogelijk waard is.
Wij vermogen niet in te zien, dat de gebruikte methodiek
als sjoemelen kan worden bestempeld, ook niet wat de
bedrijfseconomische waardering betreft. De enorme
hoeveelheid bioscoopsluitingen in tal van landen hangt in
niet geringe mate samen met de onstandigheid, dat een
bioscoopexploitant teruglopend bezoek liever tot verkoop
van zijn sterk in waarde gestegen pand overgaat dan met
onvoldoende winst of zelfs met verlies te moeten doorwer
ken. Deze ontwikkeling heeft geleid tot aanwending van
bioscoopgebouwen als bingozalen, supermarkten of
garages.
In ons land heeft men in het algemeen niet op de eenvou
digste wijze zijn winst genomen door tot verkoop over te
gaan, doch men heeft door vernieuwing en verbouwing de
bestemming van bioscoopgebouwen zoveel mogelijk
gehandhaafd. Natuurlijk moet de bezoeker dan wel wat
meer betalen, doch dat is nu eenmaal een uitvloeisel van
economische factoren. Het voordeel van de bezoekers is
trouwens evident, wanneer men denkt aan de ruimere varia
tie van de programmering en de verhoging van comfort en
verbetering van techniek. Wij dachten, dat de huidige acti
viteit in ieder geval ver de voorkeur verdient boven passivi
teit, die alleen maar tot verkleining van het bioscooppark en
daarmede tot verslechtering van het filmklimaat zou leiden.
Wanneer Koopkracht dan ook nog zegt, dat de inbouwthea-
ters het aantal personeelsleden terugdringen, dan is dat mo
gelijk wel relatief het geval per bioscoop, doch zeker niet
absoluut per complex. De huidige expansie van het bio
scoopbedrijf is mede uit een oogpunt van werkgelegenheid
van belang in een tijd waarin het grote probleem juist de
inkrimping van bedrijven en bedrijfstakken is.
Een stelling die in het Koopkrachtartikel mede wordt gepo
neerd, is, dat steeds minder bezoekers een steeds hogere
prijs moeten opbrengen. Men laat dan wel buiten beschou
wing, dat het verloop van de stijging van de entreeprijzen
der bioscopen moet worden gezien in nauwe samenhang
met de inflatoire ontwikkeling. Van een bovenmatige ont
wikkeling is dan geen sprake. Het tegengestelde blijkt zelfs
het geval te zijn bij vergelijking met de gang van zaken bij
andere openbare vermakelijkheden. Niet alleen zijn de toe
gangsprijzen voor toneel, concerten, ballet, opera en sport
om enkele vermakelijkheden te noemen gemiddeld ho
ger, doch daarenboven vindt een overheidssubsidiëring
plaats die per bezoeker zeer vele malen groter is dan de be
taalde toegangsprijs. Op de ontwikkeling van onze bedrijfs
tak zijn wij dieper ingegaan in de uitgave die deze week bij
gelegenheid van het zestigjarig jubileum van de Nederlandse
Bioscoopbond uitkomt. Daarin is ook de prijskwestie nader
belicht.
In Koopkracht wordt ons sjoemelen verweten. Hier geldt
meer dan ooit het gezegde van de pot die de ketel verwijt.
Men haalt er zaken bij, zoals de machtige en geheimzinnige
Bond en een 'geheim' rapport, die met het prijsvraagstuk
niets van doen hebben. Men geeft een verkeerd of een ver
tekend beeld van situaties en ontwikkelingen binnen onze
bedrijfstak. Er worden suggesties gewekt omtrent dingen
die er niet zijn. Het komt ons voor, dat dit niet de wijze is
waarop een voorlichtingsorgaan van de consument zijn be
langrijke taak moet verrichten.