in dit
De Hoge Raad biedt
rechtszekerheid
Tweewekelijkse
uitgave van de
Nederlandse Bioscoopbond
nummer 25
15 december 1978
Redactie en administratie
Postbus 5048, Amsterdam.
Tel: 020- 79 92 61
Ho ofdredac teur
J.Th. van Taalingen
Eindredacteur
Bart Eldering
Advertenties:
drukkerij Poortpers b v
Torensteeg 3Amsterdam
Tel: 020-23 14 85
De Hoge Raad biedt
rechtszekerheid
pagina 1
Hoe men de prijzen met
17% laat stijgen
pagina 4
Nieuwe bioscoop
pagina 6
Produktie
pagina 7
Bondsnieuws
pagina 8
FILM
Bij de voorplaat:
Het exterieur van
Victoria 2 te Hoorn
Toen de Staten-Generaal in 1975 instemde met het initiatief-voorstel van Drs.
J.J. Voogd en Mevrouw Mr. R.M. Haas-Berger inzake een Wet op de Filmver
toningen, veronderstelde iedereen, dat de volwassen burger in ons land voortaan
zelf zou mogen beslissen wat hij aan films in de bioscopen wilde gaan zien.
Volgens de nieuwe wet zou de filmkeuring ten aanzien van volwassenen immers
worden afgeschaft en zou er alleen een vorm van jeugdbescherming overblijven.
Weliswaar bleef artikel 240 van de Strafwet overeind en was het dus denkbaar,
dat ingevolge dit artikel werd opgetreden tegen de openbare vertoning van por
nofilms, doch niemand verwachtte zulk een optreden. Was er de laatste jaren niet
een uiterst soepel beleid van justitie op pornogebied en werden er al niet door tal
van sextheatersop ruime schaal pornofilms in het openbaar getoond?
Het ingrijpen van de Procureurs-Generaal bij de gerechtshoven eind 1976 heeft
begrijpelijkerwijs een enorme deining veroorzaakt. De publiciteitsmedia hadden
er enige tijd een belangrijk item aan.
Wij hebben onmiddellijk besloten ons met de ten dienste staande middelen te
gen het verbod om in onze bioscopen pornofilms te vertonen te weer te stellen.
Het voornaamste motief was voor ons wel, dat bij het ontbreken van een in de
praktijk hanteerbare norm omtrent het begrip pornografie de vertoning in de
bioscopen van films met sterke erotische elementen en veel 'gewaagd' bloot
voortdurend tot strafvervolging aanleiding kan geven. Het was ons erom te doen
de leden bij de exploitatie van films rechtszekerheid te verschaffen, nu justitie
de bioscopen, dat wil zeggen theaters met meer dan vijftig zitplaatsen, bij exep-
tie hard wilde gaan aanpakken.
In nauwe samenwerking met de Firma Flora Theater te Amsterdam en in over
leg met de Amsterdamse justitiële autoriteiten werd door de Bond een proef
proces op touw gezet. De door de Procureurs-Generaal als pornografisch be
stempelde film 'Deep throat' werd vertoond in openbare voorstellingen in het
theater Parisien te Amsterdam, dat meer dan vijftig zitplaatsen telt. Op 17 fe
bruari 1977 werd de kopie van deze film in beslag genomen en werd proces
verbaal opgemaakt omtrent het geconstateerde 'misdrijf'.
Hier past een woord van grote erkentelijkheid voor het feit, dat het Bondslid
in kwestie bereid is gebleken in deze zaak als verdachte te fungeren. Voorts
dient te worden gewaardeerd, dat het Openbaar Ministerie en de rechter in
drie instanties het karakter van het proces in aanmerking hebben willen nemen
en er duidelijk naar hebben gestreefd tot principiële uitspraken te geraken.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 28 november j.1., hetwelk wij in het vol
gende onverkort hebben opgenomen, blijkt, dat ons hoogste rechtscollege de
motivering van het Amsterdamse Hof niet heeft gevolgd. Het Hof was tot vrij
spraak gekomen in hoofdzaak op grond van de overweging, dat in artikel 240
W.v.S. van tentoonstellen sprake is, hetgeen wat anders is dan het vertonen van
een film. Een tweede overweging van het Hof is de Memorie van Toelichting bij
de totstandkoming (1886) van artikel 240 W.v.S., waarin wordt gesteld, dat al
leen dient te worden gewaakt tegen 'zedenloze prenten' e.d., die zich 'huns on
danks' aan personen worden opgedrongen. De Procureur-Generaal bij het Hof te
Amsterdam had er in zijn beroepschrift al op gewezen, dat artikel 240 in 1911
is gewijzigd, in die zin, dat de wetgever niet alleen het 'opdringen' strafbaar wil
de stellen, doch elk tentoonstellen van voor de eerbaarheid aanstotelijke af
beeldingen etc.
De Hoge Raad heeft met name wat het onderscheid tussen tentoonstellen en
vertonen betreft, de aandacht gevestigd op het feit, dat bij de wet van 1927 de
tekst van artikel 240 opnieuw is vastgesteld. Uit de parlementaire behandeling
blijkt overduidelijk, dat het genoemde onderscheid destijds nadrukkelijk aan de
orde is geweest. Daarbij werd uitgesproken, dat onder tentoonstellen in dit ver
band ook de vertoning van films moet worden begrepen. Dus, zo tikt de Hoge
Raad het Hof op de vingers, heeft het Hof een verkeerde argumentering gebruikt.
Toch verwerpt de Hoge Raad het beroep van de Procureurs-Generaal bij het Hof.
De Hoge Raad overweegt, dat bezoekers van een voorstelling met een 'pornogra
fische' film, van wie mag worden aangenomen, dat zij het aanschouwen van de
desbetreffende film in weerwil van het pornografische karakter ervan juist heb
ben gewild, aan de inhoud van een zodanige film geen aanstoot nemen. Naar de
zienswijze van de Hoge Raad doet zich een dergelijk geval voor, indien de verto
ning uitsluitend toegankelijk is voor personen van achttien jaar en ouder, wie, al
vorens de bioscoop in kwestie te betreden, op ondubbelzinnige wijze is gewezen
op de wat de eerbaarheid aangaat bijzondere aard van de te vertonen film. Deze
zienswijze van de Hoge Raad vloeit logischerwijze voort uit de opvattingen die
ook zijn gehuldigd ten opzichte van de zogenaamde naaktstranden. Iemand die
1