Strafexpeditie Tweewekelijkse uitgave van de Nederlandse Bioscoopbond nummer 5 2 maart 1979 Redactie en administratie: Postbus 5048 1007 AA Amsterdam Tel: 020- 79 92 61 Hoofdredacteur: J.Th. van Taalingen Eindredacteur: Bart Eldering Advertenties Drukkerij Poortpers b.v. Torensteeg 3, 1012 TH Amsterdam Tel: 020-23 14 85 Strafexpeditie pagina 1 Zweedse filmweek pagina 3 Nieuwe bioscopen pagina 4 Mediavisie pagina 6 Bondsnieuws pagina 7 Premières pagina 8 FILM Bij de voorplaat: Een werkfoto van de nieuwe Nederlandse speelfilm 'Mijn Vriend', waarvan de première begin april verwacht wordt. Bij de Tweede Kamer-behandeling van het hoofdstuk 'film' van de Rijksbegro ting 1979 heeft het Kamerlid Mertens (D'66) aandacht besteed aan het Produk tiefonds voor Nederlandse Films. Op 30 januari 1979 betoogt hij in de Tweede Kamer: 'Zo heeft ons getroffen dat de Minister overweegt nadere voorwaarden te stellen bij de subsidiëring van het produktiefonds voor de film. Dat lijkt ons zeer goed, maar dan niet alleen terza ke van 16mm films. Dat overheid en Nederlandse Bioscoopbond, die overigens gedomineerd wordt door twee commerciële onderneming, paritair in het be- bestuur van het fonds zitten, is tot daar aan toe; dat de financiële bijdragen aan het fonds zich thans verhouden als 10:1, omdat de Nederlandse Bioscoopbond al jaren op f 400.000,- staat, is dringend aan verandering toe. Overigens willen wij hier aan toevoegen dat het hier geldende refundingsysteem onze uitdrukkelijke instemming heeft. Zijn onze inlichtingen juist, dat in het fonds thans plus mi nus 2 min. gulden is opgepot? Zo ja, vormt dit dan geen aanleiding om enige ver schuiving binnen dit artikel naar de korte kunstzinnige en culturele film te be werkstelligen?' Hij heeft het niet bij woorden gelaten, doch heeft, zonder zich eerst nader te oriënteren, op 31 januari een amendement op de Begroting van Cultuur, Recrea tie en Maatschappelijk Werk ingediend. Dit komt hierop neer, dat de subsidie- post voor het Productiefonds van f 4.381.000,-met f 500.000,-wordt vermin derd en wordt gebracht op f3.881.000,—. De toelichting op dit amendement luidt als volgt: 'De in het produktiefonds op gebouwde reserve is van die omvang, dat een verschuiving van f 500.000,— naar de korte kunstzinnige en culturele films gerechtvaardigd is. Bovendien is de sub sidiëring van het produktiefonds aan herwaardering toe. Daarom is het beter er een apart begrotingsartikel van te maken. Bij aanneming van deze amendementen moeten de ten gevolge daarvan noodzakelijke wijzigingen worden aangebracht.' Op 1 februari komt de heer Mertens nogmaals aan het woord en zegt dan: 'Mijn heer de Voorzitter! Het tweede punt van onze onvrede betreft het produktie fonds van Nederlandse films. Ik heb overzichten gezien van winst- en verliesreke ningen, die in ieder geval over de jaren 1976 en 1977 een positief saldo van bijna twee miljoen te zien gaven. Dit gevoegd bij het op dezelfde posten binnenko mende rentebedrag, deed mij schatten dat ten minste een bedrag van twee mil joen in het betrokken fonds zat. Ik word door de Minister beantwoord, dat wat in het fonds zit, niet excessief is. Ik neem aan dat het woord 'excessief' wat gemakkelijk te hanteren is. Wij heb ben ons op dat punt echter toch een amendement gepermitteerd om aan te geven dat, waar het ronds wat zijn bestuurssamenstelling betreft paritair is begonnen, nu niet langer de geldelijke bijdragen zozeer uit elkaar kunnen lopen dat de ver houding 10:1 is ontstaan tussen overheid en de Nederlandse Bioscoopbond. De heer Mertens heeft het kennelijk toch juister geoordeeld omtrent de aange legenheid van het Productiefonds wat nadere inlichtingen in te winnen, zoals blijkt uit zijn woorden, in de Tweede Kamer op 6 februari uitgesproken: 'Na dere informatie ten aanzien van het Nederlands Produktiefonds voor Neder landse films heeft ons geleerd dat met name het jaar 1978 een ware explosie aan nieuwe Nederlandse films kende. Na het optimisme dat mij gerechtvaardigd leek na het jaarverslag van vorig jaar gelezen te hebben, had ik aanmerkelijk minder reden tot juichen toen wij de laatste cijfers daarover zagen. Daarom zullen wij het amendement tot bescheidener proporties moeten terugbrengen. De teneur daarvan blijft echter dat de storting door rijksoverheid aan de ene kant in het Produktiefonds en de paritaire bestuurssamenstelling van dat Produktiefonds aan de andere kant, wel degelijk enige relatie moeten vertonen. Op dit moment vin den wij dit nog niet goed genoeg geregeld'. Minister Gardeniers ontraadt op dezelfde dag het amendement van de heer Mer tens: 'Ik ontraad zijn amendement, omdat wij op het ogenblik bezien hoe de voor de sector film beschikbare gelden, ook die uit het fonds, beter kunnen wor den besteed. Wij willen, zoals hij heeft gevraagd, kritisch bezien of dat in de juiste vorm gebeurt. Hij weet ongetwijfeld dat ik wacht op een advies van de Raad voor de Kunst. Ik zou bijzonder graag de ruimte krijgen om dat advies met al zijn waarden te wegen en het mede ter harte te nemen, voordat via amendering in feite wordt vooruitgelopen op een mogelijke andere aanpak'. Later op de dag zegt zij nog aanvaarding van het amendement te betreuren, omdat er dan minder speelruimte zou zijn.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1979 | | pagina 3