KAMERCOMMISSIE EN FILM Op 10 juni is door de Vaste Kamercommissie van CRM een hoorzitting gehouden over de onderwerpen film- en toneelbeleid. Daags daarna, op 11 juni, vond over deze za ken een gesprek plaats tussen de minister van CRM en ge noemde Kamercommissie. De werknemersorganisatie de Kunstenbond FNV (de vroegere Kunstenaarsorganisatie NVV) had om een gesprek met de Kamercommissie ge vraagd o.a. over laboratoriumzaken, waarbij speciaal wa ren genoemd de recente sterke stijgingen van de materiaal- prijzen, die bij de subsidiëring onvoldoende worden ge compenseerd en de gevolgen van de verplichtingenstop bij de overheid. Aan enige laboratoriumdirecties was gevraagd in de dele gatie van de werknemers aan het gesprek deel te nemen. Na overleg met het afdelingsbestuur werd er de voorkeur aan gegeven ook van werkgeverszijde een gesprek aan te vragen. Dit gebeurde met als resultaat dat, ondanks de zeer korte termijn, een delegatie uit het afdelingsbestuur, bestaande uit de heren De Clerck, voorzitter, Treffers, be stuurslid namens de laboratoria en Claassen, secretaris, op 10 juni tussen 16.00 en 17.00 uur zou worden gehoord. De werknemersdelegatie zou vervolgens tussen 17.00 en 18.00 uur met de Kamercommissie kunnen spreken. Onzerzijds gaf de afdelingsvoorzitter, mede aan de hand van het door Economische Zaken geïnstigneerde AV rap- port-1979, een schets van de problematieken der labora torium- en studiobedrijven, waarbij hij o.a. de nadruk legde op recente teruggang in de lab-omzetten, terwijl hij bovendien wees op de structuur van het filmproduktie- bedrijf, waarin de sector van de opdrachtfilm, incl. de re clamefilms, voor de zo noodzakelijke continuïteit zorgt, ook t.o.v. de laboratoria. Onderwerpen als prijsstijgingen, bezuiniging bij overheid en bedrijfsleven, werken in het buitenland terwijl in eigen land ruim voldoende .capaciteit en kwaliteit aanwezig is, beroepsbescherming, overpro- duktie bij de vakopleiding en mediaverschuivingen kwa men daarbij aan de orde. Door enkele kamerleden, in het bijzonder door de heer Kosto (PvdA) zijn vervolgens een groot aantal vragen ge steld, waarvan de meeste meer betrekking hadden op speelfilmkwesties dan op de filmsector waarvoor het ge sprek was aangevraagd. De afdelingsvoorzitter volstond dan ook op dat punt met een algemene verwijzing naar het door het Hoofdbestuur medio mei jl. aan.de minister uit gebrachte rapport aangaande het Plan Filmcentrum. Overigens kon hij er niet aan ontkomen dat toch op enige onderdelen werd ingegaan, zoals de kwestie der low bud get films op 16 mm, waarvan in een recente brief van de minister van de Tweede Kamer sprake is, alsmede op het begrip artistiek waardevolle film en de relatie NOS/film- produktiebedrijf. De werknemersdelegatie van de Kunstenbond FNV die om kort na 17.00 uur aan de beurt kwam bestond uit maar liefst 12 personen. Men kwam niet alleen spreken over het filmbeleid, maar ook over het toneelbeleid van CRM. In de delegatie zagen wij de heer W. Verstappen, die bleek op te treden namens het onlangs opgerichte Genootschap van Nederlandse Filmmakers (G.N.F.) en als zodanig de creatieve belangen van deze groep kwam behartigen. Verder waren er afgevaardigden van de KFNV, de NBF, van het FNV en van de toneelsector. Er werd in hoofd zaak ingegaan op vorenbedoelde recente brief van de mi nister aan de Tweede Kamer, waarin het Plan Filmcen trum naar een later tijdstip wordt verschoven en waarin o.a. wordt voorgesteld 1/3 van de subsidiepotten voor lange, respectievelijk korte films, te besteden voor kunst zinnige, low budget 16 mm films. Er zal daarvoor meer geld gevonden moeten worden. Dit laatste thema vormde wij zouden haast zeggen uiteraard de hoofdschotel. Reeds op 14 juni verscheen over deze zitting onder de kop "Filmlaborant" een fikse publicatie in De Volkskrant van de hand van Wim Verstappen. Hij had slechts een klein deel van de antwoorden van de afdelingsvoorzitter op vragen van commissieleden gehoord. Niettemin is hij daarover blijkens zijn publicatie "verbijs terd" en gaat hij vervolgens, zonder de nodige kennis van zaken, in 78 regels de laboratoria, respectievelijk de af delingsvoorzitter te lijf. De laatste zin van zijn ontboe zemingen luidt: "Begrijpen doe ik er niets van". Na le zing van zijn artikel was ons dat ook duidelijk gewor den. Van werknemerszijde pleitte men voor meer subsidie zon der voorwaarden t.a.v. andere geldgevers. Er werd becij ferd dat, indien de minister alleen maar de trend zou vol gen, voor het Produktiefonds alleen al 1 miljoen gulden extra nodig zou zijn. Er zal dus meer dan 1 miljoen extra moeten komen. Gewezen werd op de grote werkeloosheid in het filmvak en er werd ook hier aandacht besteed aan de low budget film, die niet ten koste van de loonpost bevorderd zou mogen worden. Het werken/afwerken binnen Nederland werd ook van werknemerskant bepleit. In het gesprek met de minister dat de volgende dag, t.w. op 11 juni plaatsvond, kwam een deel van het besprokene via vragen van Kamerleden opnieuw aan de orde. L.C.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1980 | | pagina 7