VERKORT VERSLAG OVER HET JAAR 1979 STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR HET FILM- EN BIOSCOOPBEDRIJF ALGEMEEN INKOMSTEN EN BELEGGINGEN WELKE PENSIOENEN ZIJN VERZEKERD LOPENDE UITKERINGEN HET BESTUUR Volgens het jaarverslag 1979 van het Bedrijfspensioenfonds voor het Film en Bioscoopbedrijf, dat onlangs is verschenen, betaalden 137 onderne mingen premie aan het fonds. Deze premie had betrekking op 905 werk nemers. Er waren 112 vroegere werk nemers deelnemer in het fonds met vrijstelling van premiebetaling wegens invaliditeit. De premie bedroeg in het verslagjaar 11 procent van de pensioengrondslag. De pensioengrondslag is het vaste loon vermeerderd met de vakantietoeslag, maar zonder andere toeslagen, over werkvergoedingen, gratificaties e.d. De pensioengrondslag was in 1979 op jaarbasis hoogstens f 65.925,- en in 1980 hoogstens f69.600,-. De werknemersbijdrage in de premie van 11 procent is 3 1/2 procent, de werkgeversbijdrage is 7 1/2 procent van de pensioengrondslag. Het fonds ontving in het verslagjaar ruim f 2.911.000,- aan premie en ruim f 3.324.000,- aan opbrengst uit beleg gingen. Deze inkomsten uiteraard verminderd met betaalde pensioenen en administratiekosten - moeten worden gereserveerd om de latere ver schuldigde uitkeringen te kunnen beta len. Eind 1979 bedroeg het kapitaal van het fonds ruim 40 miljoen gulden. Het wordt op verschillende manieren uitgezet. Het wordt belegd in huizen, hypotheken, onderhandse leningen en effecten. Het meeste geld werd belegd in "leningen op schuldbekentenis", namelijk 89 procent; de rest in hypo theken (9 procent), effecten (1 pro cent) en vaste eigendommen (1 pro cent). Het gemiddeld rendement van deze be leggingen was in 1979 8,46 procent. Bij het berekenen van zijn verplichtin gen de premiereserve gaat het fonds echter voor de veiligheid uit van de veronderstelling, dat het in de toe komst slechts 4 procent rente zal ma ken. Het verschil tussen de werkelijke rente van 8,46 procent en de reken- rente van 4 procent is de zgn. "over- rente" of rentewinst. Ook dit bedrag wordt toegevoegd aan de reserves en komt ten goede aan de verzekerden in de vorm van de toeslagen op hun pen sioenen. De deelneming in het fonds vangt voor een mannelijke werknemer aan als hij 23 jaar wordt. Voor vrouwelijke werk nemers bij de 30-jarige leeftijd. De pensioenleeftijd voor mannen is 65jaar en voor vrouwen 63 jaar. Het jaarlijks ouderdomspensioen dat een manne lijke deelnemer kan bereiken is 42 pro cent van de gemiddelde pensioen grondslag waarover tijdens de deelne ming in het fonds premie is betaald. Een jongeman die op 23-jarige leeftijd in de bedrijfstak gaat werken en die een weekloon heeft van f 520,- bouwt in 52 weken f270,40 aan jaarlijks pen sioen op (1 procent van 52 x f 520,-). Als hij tot zijn pensioendatum deel nemer blijft en er geen wijziging komt in zijn loon dan is voor hem een ouder domspensioen verzekerd van 42 x f 270,40 f 11.356,80. Als hij over lijdt krijgt zijn weduwe een pensioen van 70 procent van dat bedrag of wel f 7.949,76; heeft hij kinderen dan krijgt elk kind 14 procent van het ou derdomspensioen dus f 1.589,96 wezenpensioen per jaar. Voor een vrouw met een weekloon van f 520,-, die op 30-jarige leeftijd in de be drijfstak gaat werken en tot haar 63ste jaar deelnemer in het fonds blijft, is als haar loon geen wijziging ondergaat, een pensioen verzekerd van 33 x f 270,40 f 8.923,20 per jaar. Aan de vrouwelijke deelnemer wordt behalve dit pensioen nog een tijdelijk ouderdomspensioen verstrekt dat aan haar wordt uitgekeerd vanaf haar pen sioendatum (63 jaar) tot de aow-uit- kering ingaat. Voor elk jaar dat zij in het film- en bioscoopbedrijf werkt, wordt een vast bedrag van dit tijdelijke pensioen opgebouwd. In 1979 was dat f 179,-en in 1980 f 192,-. Als het loon van een werknemer of werkneemster stijgt wordt de pen sioengrondslag hoger, maar dat levert alleen voor de toekomstige dienstjaren meer pensioen op. De rechten die al opgebouwd zijn blijven achter. Het fonds tracht dit zoveel mogelijk op te vangen door elk jaar de reeds opge bouwde rechten met een percentage te verhogen. Op 1 januari van de jaren 1967 tot en met 1973 werden de rech ten met 3 procent verhoogd, op 1 januari 1974 en 1975 met 4 1/2 pro cent, op 1 januari 1976, 1977 en 1978 met 5 procent en op 1 januari 1979 en 1980 met 5 1/2 procent. De reeds lopende pensioenen werden met dezelfde percentages verhoogd. De verzekerden krijgen de pensioenen naast de uitkeringen op grond van de algemene ouderdomswet en de alge mene weduwen- en wezenwet. Aan het einde van het verslagjaar had het fonds 645 gepensioneerden met ouderdomspensioen. Samen hadden ze recht op ruim f 864.000,-jaarlijks pen sioen. Er waren 268 weduwen met in totaal ruim f 351.000,- aan weduwenpen- sioen. Verder hadden 20 kinderen recht op wezenpensioen tot een totaal bedrag van f 9.300,-. Het gemiddelde pensioenbedrag wordt beihvloed door hen die slechts kort in de bedrijfstak werkten en dus maar een zeer gering pensioen konden op bouwen. Het fonds wordt bestuurd door verte genwoordigers van de werkgevers- en werknemersorganisaties die het fonds hebben opgericht. Op 31 december 1979 hadden voor de werkgevers zitting in het bestuur de heren: A. Denker, J.C. Eekhout, L.M.J. de Groot, H. Miedema (voorzitter), J.Th. van Taalingen, CA. Voskuil en F.H.W. Weyschede. ,Voor de werknemers waren dit de heren: G.A.P. Bovendeert, Ch. Breijer, A.J. Engelsman (secretaris), A. van der Kooy, W.P. van Santé, D.J.H. Swart en H.B. Wösten.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1980 | | pagina 8