De heer Nijland bedankte de vele
aanwezigen op zijn afscheidsrecep
tie met het uitspreken van onder
staande rede:
Dames en heren, ik beschouw het
als een bijzonder voorrecht, dat zo-
velen zijn gekomen om afscheid van
mij te nemen bij gelegenheid van
mijn aftreden als Voorzitter van de
Nederlandse Bioscoopbond.
Uw aller aanwezigheid hier, dames
en heren, is voor mij een grote eer
en geeft mij de voldoening, dat de
37 jaar die ik aan het Bondswerk
heb besteed, waardevol zijn geweest.
De waardering die ik heden heb on
dervonden door mijn benoeming op
voordracht van het Hoofdbestuur
tot erelid van de Nederlandse Bio
scoopbond, beschouw ik als een
hoogtepunt in mijn leven, dat zo
nauw met deze organisatie is ver
bonden. Ik ben immers in het film
en bioscoopbedrijf opgegroeid en
dat betekent automatisch met de
Bioscoopbond.
De cinematografie wordt geacht 87
jaar geleden door Louis Lumière te
zijn uitgevonden en op de eerste 23
jaar na heeft de Bioscoopbond de
bioscoopexploitanten in ons land
verenigd. Drie jaar na de oprichting
van de Bond in 1918 traden de
filmverhuurders als leden toe. In
1932 openden de Statuten formeel
de mogelijkheid van toetreding van
filmfabrieken we zouden nu zeg
gen filmlaboratoria en in 1937
werd de kring van leden uitgebreid
met de filmproducenten. De cirkel
was toen rond en dit betekende, dat
vanaf dat jaar het gehele Nederland
se film- en bioscoopbedrijf in de
Bioscoopbond was verenigd.
De benaming Bioscoopbond moge
voor outsiders wat verwarrend zijn,
voor iedereen die met film en bio
scoop te maken heeft, is er geen en
kel probleem. De vraag is nu aan de
orde, of onze kring verder moet
worden uitgebreid in het licht van
de audiovisuele ontwikkeling. Het is
een zaak waarover de leden zich in
de nabije toekomst zullen hebben
te buigen.
Het merkwaardige van onze organi
satie is, dat al die film- en bioscoop
bedrijven leden van de Bond zijn.
De bundeling van de verschillende
groeperingen in afdelingen doet
hieraan niet af.
De samenbundeling van al deze be
drijven met hun gezamenlijke én
tegengestelde belangen is, voorzover
ik kan nagaan, nationaal en interna
tionaal een unicum. Deze structuur
brengt mee, dat voor het nemen van
besluiten de medewerking vereist is
van al die verschillende bedrijfssec
toren. Dat is niet altijd een eenvou
dige zaak. Vandaar dat de Bio
scoopbond nog wel eens wordt be
titeld als een log lichaam. Ik be
schouw dit verwijt niet terecht.
Het is historisch te verklaren, dat
ZILVEREN ROOS 1960
1982
1960
De Tsjechische film
'Sousto
in het kader
van
C
nestud
1961
Föns Rademakers
1963
De Hongaarse film
Koncert
in het kader
van
C
nestud
1965
Charlie Chaplin van
Ingmar
3ergman
1967
Gerard v.d. Berg
1968
Bert Haanstra
1971
Tuschinski vanwege
het 50-j
arig bestaan
1972
J.G.J. Bosman
1978
Dr. J. Hulsker
1982
J. Nijland
het samengaan in de Bond van be
drijven uit verschillende sectoren
heeft geleid tot interne regelingen.
Zo was er in 1921 al een arbitrage
regeling en in 1924 een standaard
contract met betrekking tot film-
huurcondities tussen bioscoopex
ploitanten en filmverhuurders. In
de dertiger crisisjaren heeft de Bio
scoopbond in gehaakt op het stre
ven van de toenmalige regering om
samenwerking op economisch ge
bied te steunen daar waar deze sa
menwerking was gericht op de be
strijding van destructieve gevolgen
van een ongebreidelde concurren
tiestrijd. Het is in de geest van deze
ontwikkelingen dat de Bioscoop
bond een aantal regelingen is gaan
treffen. Het zijn deze regelingen die
met name hebben geleid tot op
vattingen met betrekking tot de
Bond als log, gesloten ondoorzich
tig en dergelijke. Zoals ik al zei,
acht ik deze opvattingen niet juist.
Laat ik vooropstellen, dat het be
leid erop is gericht door een soe
pele toepassing van de regelingen
en door voortdurende aanpassingen
onze functionering up to date te
houden, rekening houdende met
wat in de maatschappij aan de orde
is.
Ik zou het accent vooral willen leg
gen op de positieve elementen van
onze regelingen, te weten het schep
pen van evenwichtige regelingen van
het handelsverkeer tussen de leden
en van de gezonde concurrentiever
houdingen, doch tevens op maatre
gelen ter stimulering van de film
cultuur. Deze laatste maatregelen
zijn direct in het belang van het pu
bliek, maar dat geldt in wezen ook
voor de interne regelingen.