het bioscoopbezoek afneemt door groeiend toe
risme, kan dat waar zijn of niet, maar een
dergelijk standpunt veroorzaakt op zich zelf geen
omzetverlies. Schrijft de pers echter bij voort
during, dat het bioscoopbezoek afneemt door
bijv. slechte service, dan zijn dergelijke artikelen,
ook als ze onjuist zijn, zelf weer oorzaak van om-
zetvermindering.5
Merkbaar is overigens, dat dergelijke onrede
lijke negatieve uitngen in de laatste tijd nauwe
lijks voorkomen.
Ondanks enige positieve ontwikkelingen, wordt
er in onze branche geklaagd, en meestal ook wel
gegrond. We moeten echter niet te veel klagen.
Als troost en ter vergelijking wijs ik hier op de
ontwikkeling in enige bedrijfstakken die duidelijk
toekomst hebben, en waartoe men, althans
zonder adequate voorkennis, graag toe zou willen
behoren:
- de computermarkt: De malaise in deze indus
trie is algemeen bekend. Er waren ongeveer
1.000 ondernemingen, waarvan elk ongeveer
10% van de markt dacht te kunnen krijgen.6
Samen dachten ze dus, 10.000% van de markt
te kunnen krijgen!
- de speelautomatenmarkt: Volgens de vak
pers: 'catastrofale ontwikkelingen bij indus
trie en groothandel'.7
- de zeilplankenmarkt: Slechts weinig fabri
kanten kunnen het hoofd boven water hou
den.8
- de benzinestations: Duizenden zullen moe
ten verdwijnen.9
En last not least:
- de videomarkt: Ondanks stijgend bezit van
videorecorders stagneert, ja daalt zelfs de
omzet van software.10
In al deze, op zich zelf veelbelovende bedrijfs
takken is het de zg. competitive illusion, die de
gang van zaken bederft. Men kan toch wel
zeggen, dat het regelend optreden van de N.B.B,
op dit gebied, weliswaar niet alle, maar toch wel
veel onheil heeft voorkomen.
Bladerend in de edities rond 1960 van het vak
blad van onze zuiderburen, ben ik uitspraken
tegengekomen over rampzalige resultaten en
sombere vooruitzichten. Thans kan worden ge
constateerd, dat er in de afgelopen 25 jaar nieuwe
bedrijfstakken zijn opgekomen en al weer in
moeilijkheden geraakt, terwijl onze bedrijfstak,
ondanks alle problemen, het tot nu toe met heel
weinig déconfitures heeft kunnen redden.
Hiermede ben ik gekomen bij de rol van onze
organisatie.
Vaak hoort men de, overigens in vele andere
branches ook geuite vraag, wat de organisatie nu
eigenlijk voor haar leden oplevert. Men denkt dan
aan concrete wensen die nog niet in vervulling
zijn gegaan. Men vergeet echter, dat men op
nieuw de zelfde vraag zou stellen, als een bepaald
concreet doel nu eens wèl bereikt zou zijn. Dan
kan men immers weer vragen, wat de organisatie
nu eigenlijk voor nut heeft. Het antwoord op zo'n
vraag is dan ook niet te zoeken bij op zich zelf
staande doelen, hoe belangrijk het bereiken daar
van ook kan zijn, maar bij het feit, dat onze
organisatie het handelsverkeer tussen haar leden
op een ordelijke wijze doet verlopen, en dat is een
permanente taak. Overigens is de N.B.B, geens
zins zo duur als sommigen wel eens menen, aan
gezien het niet gaat om de aan de N.B.B, te ver
richten betalingen, maar om deze betalingen na
aftrek van BUMA-recht en filmtransportkosten.
Wat het nut van onze bedrijfstakorganisatie be
treft, wijs ik tenslotte op een uitspraak in de
zomereditie van 1959 van het eerder genoemde
Belgische vakblad 'Cinema', waarin wordt aan
gedrongen op een 'Belgische Bioscoopbond, ge
bouwd op het stramien van die onzer noorderbu
ren'.11 Deze is er nog steeds niet, en tijdens de
Nederlandse Filmdagen ontving ik het verzoek
van Belgische functionarissen, mij tot de Belgi
sche overheid te wenden ter ondersteuning van
desbetreffende initiatieven.
De naam van het zg. Groenboek 'Televisie
zonder grenzen'12 geeft al aan, dat de nieuwe
media uiteindelijk geen nationale grenzen zullen
kennen. Ik ben dan ook van mening, dat wij de
oplossing van een aantal problemen, waaronder
ook die van fiscale aard, althans gedeeltelijk, op
Europees niveau moeten zoeken. Hierbij doet
zich een moeilijkheid voor, namelijk het momen
teel in de E.G. enigszins de boventoon voeren
de ongenuanceerde geloof in vrije concurrentie,
in het zg. 'vrije spel van krachten'. Het is nor
maal, dat geloof of politieke overtuiging begint
waar wetenschappelijke kennis ophoudt. Jammer
is het, als men een blind geloof hecht aan iets,
waarvan de onjuistheid niet eens meer het onder
werp van wetenschappelijke discussie vormt. Dit
geloof, dat in de V.S. heeft geleid tot onder
mijning van de eigen auto-industrie13, kan ern
stige gevolgen hebben, als men in de E.G. niet
inziet, dat er voor de handel in de ene goederen-