UNIC-project nr. 1: Onderzoek van de wijze waarop Europese films in Europese landen worden verspreid. Het gaat hierbij om een statistisch onderzoek van: de aantallen per land vertoonde films uit andere Europese landen; aantallen kopieën en aantallen bezoekers per land; de termijnen tussen de premières in het land van oorsprong en die in andere Europese landen; de vertoning van Europese films via televisie en video; de verschillen tussen nationale films en co producties; vergelijkende gegevens over Amerikaanse films in Europese landen. Met dit onderzoek wordt niet een theoretische analyse van de verhandeling van Europese films beoogd, maar een vaststelling van de feitelijke situatie. Het is de bedoeling, dit onderzoek op te dragen aan een universitair instituut, en uitE.G.- middelen te laten bekostigen. UNIC-project nr. 2: Ondersteuning van de vertoning van Europese films in kleinere steden Het voorstel behelst, een selectie te maken van zes films uit Europese landen, resp. van Euro pese co-producties, die geacht kunnen worden, voldoende commerciële potentie voor vertoning in kleinere steden en plaatsen te hebben. Van elk van deze films zouden 100 a 120 kopieën voor dit doel moeten worden vervaardigd, die naar rato van de aantallen bioscopen over de deelnemende landen te verdelen zijn. Het is de bedoeling, 50% van de kosten te betalen met E.G.-gelden, waar bij de hoop bestaat, dat de nationale overheden dan de andere helft zullen betalen. In Frankrijk, de B.R.D. en Denemarken bestaan dergelijke regelingen, waarbij de aard van de bekostiging uiteen loopt. UNIC-project nr. 3: Gelijktijdige release van belangrijke Europese films Het idee is, in 1988 vijf belangrijke Europese films een Europese première te geven. Deze ge dachte, die onüeend is aan de wijze waarop veel Amerikaanse films worden gelanceerd, behelst, dat de premiere van een belangrijke Europese film op de zelfde dag in diverse landen een evene ment van Europees niveau kan zijn, waardoor extra publiciteit zal worden verkregen. Het is de bedoeling, de films voor dit project door een jury te laten selecteren op de festivals van Cannes, Berlijn en Venetië. De voorkeur gaat hierbij uit naar co-producties. De verwachting is, dat voor dit project een subsidie van de E.G. zal kunnen worden verkregen. UNIC-project nr. 4: een periodiek Eurovisie programma over Europese films Het gaat hierbij om twee maal per maand een programma van een half uur, of een maandelijks programma van een heel uur. De gedachte is, de uitzendingen beurtelings door een land te laten verzorgen, waarbij de aandacht gevestigd wordt op twee films die recentelijk met succes in dat land zijn uitgebracht. Deze programma's zouden in prime time moeten worden uitgezonden. UNIC-project nr. 7: Wederzijdse adoptie ('twinning') van bioscopen De Europese stedebanden vormen hier het voor beeld. De gedachte is, in verschillende landen van Europa gelegen bisocopen die qua grootte, aard van de programmering, en plaats van ves tiging min of meer met elkaar overeenkomen, twee aan twee banden met elkaar te laten vor men. Een voorbeeld van mogelijke activiteiten is hier het organiseren van speciale weken, waarin films uit het andere land worden vertoond. Het doel is ook hier stimulering van de belangstelling bij het publiek voor films uit andere Europese landen. Het ligt voor de hand, bij deze actie aansluiting te zoeken bij reeds bestaande stedebanden. In dat geval is het denkbaar, dat de betrokken gemeen ten zullen subsidiëren. De verwachting bestaat bovendien, dat dergelijke projecten in aanmer king zullen komen voor subsidie van de Raad der Europese Gemeenten en Regio's. Bovengenoemde projecten hebben alle ten doel, iets te doen voor de Europese film in Europa. De reden hiervan is de constatering, dat van de ruim 500 per jaar geproduceerde Europese films een belangrijk deel alleen in eigen land wordt ver toond. De vraag dringt zich hierbij op, en is in de UNIC-vergadering ook gesteld, wat er in dit kader onder een 'Europese film' moet worden verstaan. Nu is het uiteraard zo, dat er in de landen waar de filmproductie in enige vorm wordt gesubsidieerd, hiervoor praktisch hanteerbare definities gelden. Afgezien van het feit, dat de toepassing daarvan soms tot bevreemding wek kende resultaten leidt, is het de vraag, of het bij de subsidiëring van de eigen filmproductie niet om

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1987 | | pagina 4