EUROPESE JAAR VAN FILM TELEVISIE
OPRICHTING DISTRIBUTIE GARANTIEFONDS
DE POSITIE VAN DE EUROPESE FILM IN DE WERELDMARKT
Over dit thema is van 19 tot 21 oktober een international symposium
gehouden in Wenen. In een straf tempo werden in twee-en-halve dag
een kleine dertig voordrachten gehouden.
Om alle voordrachten op deze plaats van commentaar te voorzien is
niet doenlijk.
Na afloop van het Europese Jaar (maart 1989) zal over alle gehouden
conferenties een publicatie verschijnen. Twee voordrachten verdie
nen het echter reeds nu te worden aangestipt.
Het Hoofd van de Afdeling Distributie van het Britse Filminstituut, lan
Christie, sprak over "De nationale culturele identiteit in televisiepro
gramma's en speelfilms", met als subtitel "Europese wegen ter sub
sidiëring van het nationale product en de bescherming tegen multi
nationale invloeden". Christie schilderde de geschiedenis van de Eu
ropese filmcultuur en de invloed van het Amerikaanse produkt. Vóór
de Eerste Wereldoorlog waren de Franse, de Italiaanse en de Duitse
filmindustrieën buitengewoon sterk, ook buiten de eigen grenzen.
Pathé had bv. al in 1914 had een wereldwijd netwerk van 40 distribu
tiekantoren!
Na de Eerste Wereldoorlog was de Amerikaanse invloed een feit en
dat leidde tot quota-regelingen in verschillende landen. In Duitsland
één om één, d.w.z. tegen iedere Duitse film kon een buitenlandse
film worden vertoond. In Italië moest om de drie weken één week uit
sluitend films van eigen bodem worden gespeeld. De komst van de
geluidsfilm veranderde alles drastisch.
Tijdens deze conferentie werd aangedrongen op het invoeren van
een quota-regeling om de Amerikaanse overheersing in te dammen.
Gelukkig waren er ook veel tegenstemmers, waaronder die van de
Nederlandse delegatie, met grote eloquentie en enthousiasme ver
woord door Wim Verstappen.
Een quota-regeling werd ook door lan Christie sterk ontraden. Wèl
pleit hij krachtig voor redistributie en reciprociteit, terwijl nationale
regeringen wegen zouden moeten vinden om de bioscoopexploitan
ten behulpzaam te zijn bij het aflossen van hun investeringen, ge
daan om hun bioscooppark te verbeteren.
QUOTA'S ZIJN VERWERPELIJK
Jonas Rosenfeld, President van de A.F.M.A. (American Film Marke
ting Association) sprak over "Een onafhankelijke Amerikaan kijkt met
bezorgdheid, maar ook verwachtingsvol naar het Europa van 1992".
In het kort schetste hij de angsten, welke elke nieuwe media-outlet
tot gevolg heeft gehad. Vijf en dertig jaar geleden beweerde men in
Amerika, dat de komst van de televisie de dood zou betekenen voor
het fenomeen film. Kabeltelevisie zou catastrofale gevolgen hebben
om van video maar te zwijgen. Nu wacht ons de satelliettelevisie en
wordt er gewaarschuwd, dat de piraterij van zowel satelliet- als kabel-
doorgiftesystemen de financiële basis van de filmindustrie zal aan
tasten. Ook dit blijkt niet waar te zien, want nieuwe technologieën
zorgen ervoor dat de piraterij steeds beter onder controle komt en
reeds bestaande wetten worden verscherpt en krachtig toegepast.
Op alle gebied ziet men in Amerika een groei in de filmindustrie. Om
één cijfer te noemen: momenteel zijn er 22.000 doeken in de V.S.,
terwijl 20 jaar geleden dit aantal 14.000 bedroeg. Spreker pleitte
krachtig voor een vrije markt en poneerde dat de bezoekers niet beta
len voor wat zij niet willen zien, maar wel bereid zijn een behoorlijke
prijs te betalen voor wat zij graag willen zien, zoals de toename, al
thans in Amerika, van het bioscoopbezoek duidelijk aantoont. In het
Europa van 1992 is een cultuurgrenzen overschrijdende communica
tie een absolute noodzaak. Een systeem van quota's is dan volstrekt
verwerpelijk.
Rosenfeld besloot zijn betoog met de cri de coeur "het publiek moet
toch immers volstrekt vrij zijn in de keuze van wat het wel of niet wil
zien".
H.J.A.Tijssen
Bij de oprichting van het Fonds voorde Nederlandse Film, november
1983, werd bepaald dat de verantwoordelijkheid voor de distributie
van films die met subsidie van het Fonds tot stand komen, in eerste
instantie bij de producent ligt. De taak van het Fonds is "het tot stand
komen en voor gebruik gereed maken van kunstzinnige films te
bevorderen." Maar de Minister uitte in de Nota van toelichting"
toen reeds zijn bezorgdheid over de distributiemogelijkheden die
deze films hebben op de Nederlandse markt. Nu is dat geen pro
bleem van vandaag of gisteren. Vooral de distributie en vertoning
van korte films, animatiefilms en dokumentaires viafilmhuizen en/of
bioskopen is al jarenlang een problematische zaak. Met de komst
van het Filmfonds zou er echter ook een gestage stroom van lange
speelfilms op 16 mm (later ook op 35 mm) geproduceerd worden
waarvoor een goede distributie van groot belang is.In de praktijk
bleek al spoedig dat de distributie in de meeste gevallen nogal be
perkt bleef. Voor vrijwel alle distributeurs zijn kunstzinnige films in
ekonomisch opzicht riskant en de kosten voor het maken van film-
kopieën en publiciteit afgezet tegen de mogelijke opbrengsten uit het
Nederlandse taalgebied vormen voor veel distributeurs een behoor
lijke drempel. Ook de Minister was er zich van bewust dat de distri
butie en vertoning van Fondsfilms meer aandacht behoefde. In 1986
besloot hij op de begroting van 1987 een bedrag van 200.000,- te re
serveren voor dit doel, geld dat overigens ingehouden werd op het
budget van het Filmfonds. Omdat ook vanuit het Filmfonds de distri
butievooruitzichten zwaar mee wegen als het er om gaat of een film-
projekt al dan geen bijdrage krijgt, is er een plan ontwikkeld ter ver
sterking van de positie van de kunstzinnige Nederlandse film op de
Nederlandse markt door de distributeurs aan te moedigen om in de
uitbreng van deze films te investeren. Dit plan, het Distributie Garan
tiefonds geheten, is inmiddels door de Minister goed gekeurd, zodat
het Distributiefonds vanaf heden van start gaat. De bedoeling is dat
het Fonds zich vooral zal gaan richten op de ondersteuning van de
lange speelfilm. Daartoe zullen risikodragende leningen verstrekt
worden aan de distributeurs van de door het Filmfonds medegefi
nancierde films. In het kort ziet de procedure er als volgt uit: Bij de
indiening van een verzoek voor een realiseringsbijdrage t.b.v. een
lange speelfilm dient de producent ook een distributieverklaring te
overleggen waarin de distributeur meedeelt de nog te maken film uit
te zullen brengen. Wanneer het Filmfonds vervolgens besluit om de
film te ondersteunen, dan kan de distributeur zich tot het Distributie
fonds wenden. Nadat de werkkopie van de film gereed en goedge
keurd is door het Filmfonds dient de distributeur een begroting in
van de uitbrengkosten, waarop het Distributie fonds een garantiebij
drage kan geven van 50% van de totale uitbrengkosten, meteen ma-
ximumbijdrage vanuit het fonds van 25.000,-. Er vindt dus geen
speciale beoordeling plaats van het projekt. ledere distributeur van
een door het Filmfonds ondersteunde lange speelfilm kan in aan
merking komen voor een garantiebijdrage. Informatie over de werk
wijze van het Distributie Garantie Fonds, de reglementen en de aan
vraagprocedure is te verkrijgen bij het Fonds voor de Nederlandse
Film, Jan Luykenstraat 2, 1071 CM Amsterdam. Telefoon 020 -
6647838
GerBouma
31