FILM TV PRODUCTIONS IN THE LESS WIDE-SPREAD LANGUAGES
Er is natuurlijk geen betere loka-
tie voor een internationaal semi
nar in het kader van het Euro
pees Film en Televisie Jaar, dan
Hotel de lEurope in Amsterdam.
En inderdaad, de elegante am
biance van dit hotel heeft zeker
bijgedragen aan het sukses van
de door de N.B.B, van 28 tot 30
september van dit jaar georgani
seerde conferentie.
Bijna vijftig buitenlanders, regis
seurs, producenten, distribu
teurs en vertegenwoordigers
van branche-organisaties en
filminstituten waren naar Am
sterdam gekomen om zich met
hun Nederlandse collega's en
vertegenwoordigers van de Eu
ropese gemeenschap en de
Raad van Europa te beraden over
de toekomst van de filmindustrie
in met name de kleinere taalge
bieden in Europa.
Met behulp van simultaanverta
ling in en vanuit het Frans, Duits,
Italiaans en natuurlijk Engels
werd een babylonische spraak
verwarring voorkomen.
En ondanks de verhindering van
twee van de veertien sprekers
kregen de aanwezigen toch een
duidelijk beeld gepresenteerd
van de problemen die de toene
mende internationalisering van
het filmbedrijf tot gevolg heeft.
OVERLEVINGSSTRATEGIE
Economisch overleven in een
wereldmarkt, zo vatte de voorzit
ter van het seminar, W.L. Brugs-
ma, de doelstelling van het be
leid van de Economische Ge
meenschap samen, daarvoor zal
al het andere uiteindelijk moeten
wijken. Gelukkig maaide hij het
gras voor de voeten van moge
lijke Euro-pessimisten weg door
te benadrukken dat economisch
overleven alleen kans van slagen
heeft als er ook een duidelijke
culturele overlevingsstrategie in
Europa bestaat. En het medium
film is daarbij in toenemende
mate een belangrijke faktor.
De voorzitter van de N.B.B., de
heer Wolff, legde er in zijn wel
komstwoord de nadruk op dat
toekomstig beleid niet eenzijdig
op door sommigen als vast
staande economische theorieën
gebaseerd kan zijn. Daarbij, zo
hield hij zijn gehoor voor, een
verstandig econoom gaat niet
aan de realiteit, hoe complex
ook, voorbij.
In die zin hoort het bevorderen
van vrije concurrentie binnen
een gemeenschappelijke markt
oog te blijven houden voor het
feit dat branche-organisaties als
de N.B.B., door hun regulering
een wezenlijke bijdrage leveren
aan de voorwaarden voor effek-
tieve concurrentie.
Ook Directeur-Generaal Riezen-
kamp, namens Minister Brink
man van W.V.C.mengde zich in
dit debat, door op te merken dat
het voor Brussel duidelijk moet
zijn dat het belang van persoon
lijke creatieve ontwikkeling, van
culturele identiteit, uitgaat bo
ven de belangen die in het ge
ding zijn als we spreken over de
harmonisatie van wetgeving,
werkgelegenheid of efficiency.
In de visie van W.V.C, behoort
het Europese cultuurpolitiek te
zijn om te bevorderen dat wij als
individuele naties binnen een ge
meenschappelijk Europa blij
vend kunnen opereren vanuit
onze eigen specifieke culturele
achtergrond.
ROTZOOI EN EUROPUDDING
Diezelfde culturele identiteit was
het onderwerp van de bijdrage
van Professor Abram de Swaan.
Een al te star en eenzijdig vast
houden aan de eigen taal, als
drager van die identiteit, leidt tot
cultureel provincialisme. Euro
peanen moeten, aldus de
Swaan, onder ogen zien dat En
gels de taal is geworden die ons
als geen andere in staat stelt in
ternationaal te communiceren.
De marginale positie van de Ne
derlandse taal vormt een extra
handicap voor ons om aktief aan
de wereldcultuur bij te dragen,
en het angstvallig benadrukken
van het belang van die taal be
lemmert ons in onze mogelijkhe
den te profiteren van culturele in
vloeden van buitenaf.
Daarom ook moet het beleid van
de Nederlandse overheid erop
gericht zijn om de Nederlandse
filmindustrie in staat te stellen
zowel voor een Nederlands als
voor een internationaal publiek
te produceren. Daarbij, de Ne
derlandse filmindustrie wordt
niet bedreigd door invloeden van
buitenaf, integendeel. Wat ons
bedreigt is de manier waarop
grof en dom gedrag, uniformi
teit, conformisme en de bijna
pornografische belangstelling
voor geweld terrein wint. Wij be
horen, aldus de Swaan, de moed
te hebben rotzooi bij de naam te
noemen, ook als het kan rekenen
op de steun van sponsors en dis
tributeurs, zelfs als politici er
hun zegen aan geven.
Professor Horst von Hartlieb,
president van de Associatie van
Distributeurs in de Bondsrepu
bliek, bestreed in zijn speech de
stelling dat de Europese film als
aparte categorie bestaansrecht
heeft. Zonder de mogelijke voor
delen van coproduktie in be
paalde situaties te ontkennen,
toonde hij zich een duidelijk te
genstander van iedere poging
om door het produceren van
zoiets kunstmatigs als een Euro-
film een oplossing te zoeken om
de overheersende marktpositie
van het Amerikaans filmaanbod
tegen te gaan. Dergelijke Euro
pudding gaat in zijn visie voorbij
aan de grote politieke, sociale en
culturele verscheidenheid die
Europa kenmerkt.
Als Europese overheden zich be
raden over mogelijke steun voor
de film in Europa, dan dient de
verscheidenheid, die ook in de
verschillende nationale syste
men ter ondersteuning van film-
produktie is terug te vinden, ge
waarborgd te blijven.
TULPEN IN DE SNEEUW
Markus Imhoof, filmregisseur
uit Zwitserland, bleek ook geen
voorstander van Eurofilms te
zijn. Hij liet de aanwezigen weten
dat na een opleving van de Zwit
serse Cinema tijdens en direct
na de tweede wereldoorlog, het
v.l.n.r.: hr. Gronich, hr. Afman, hr. Lindskog, hr. van Heijningen, hr. Brugsma.