heeft Europa opgezadeld met een televisiesysteem, waaraan men
uitsluitend tegen afbraakprijzen films kan verkopen. Nota bene
het medium waar iedereen naar kijkt. Films zijn in Europa niet
meerte exporteren, daar al die nationale televisiestations de door
de politiek opgelegde doelstellingen en financieringssystemen
moeten naleven. "Daar is het geld in gaan zitten en niet in
programma's. Dat is ons door de politiek aangeleverd. En de
politiek moet wat doen om die knoop weer te ontknopen. Dat heeft
erooktoe geleid dat wij nu mettwee industrieën zitten. In Amerika
wordt alles gedraaid op 35mm, en wij draaien de helft van de
produkties op video en de andere helft op 16mm en 35mm. Twee
geheel gescheiden circuits. Daar heeft Jan Blokker het steeds ook
over: de scheiding die we hier hebben aangebracht maakt alles
kapot."
R.SIippens (NOS) is het in principe eens met de stelling dat de
televisie in zijn algemeenheid en ook de NOS tekort schieten in
aandacht voor en steun aan de Nederlandse film. Eén van de
belangrijkste onderdelen van onze eigen cultuur, waar een zeer
groot publiek naar kijkt en van houdt. Hij geeft toe dat met name
de culturele afdelingen afhankelijk zijn geworden van het
Stimuleringsfonds, dat 50% van de culturele programmering van
de NOS - de documentaire, de muziek, de dans en het televisie
drama - financieel mogelijk maakt. "Als dat fonds er niet zou zijn,
kan de NOS, omgerekend, nog niet de helft kunnen doen van wat
ze nu doet. En ik zeg er dus meteen bij dat we te weinig doen."
ZELFDE SCHUITJE
Dijkstal, reagerend op Blokker's verwijt dat de overheid geen visie
ontwikkeld heeft op het terrein van de audio-visuele markt: "Ik kan
toch niet mijn gevoel onderdrukken dat u dat ook in uw sector
nauwelijks gedaan heeft. Want ik denk dat u ook erg weinig van
uw markt afweet en van alle ontwikkelingen die daar een rol
spelen. Dus wat dat betreft zitten we in hetzelfde schuitje."
In samenspraak met de filmindustrie wil hij nagaan wat zich in die
markt afspeelt, waaraan men niet automatisch de conclusie mag
verbinden dat de overheid zwaar moet interveniëren. En als zij dat
doet, zijn er twee mogelijkheden: directe subsidiëring, m.n. door
WVC én door de bestaande wet- en regelgeving, daar waar
onnodige belemmeringen opgeworpen zijn voor mensen om hun
vak te beoefenen, aan te passen. "Ik heb de indruk dat dat ook in
de filmsector hier en daar het geval is. Daarop zou de discussie
zich zinvol kunnen richten."
35 VERSUS 12 MILJOEN
Klap memoreert dat bij de invoering van televisie-reklame een
forse compensatieregeling in het leven is geroepen voor de
verliezen die de gedrukte media zouden lijden ten gevolge van de
STER. Een dergelijke compensatie kwam voor de filmwereld nooit
tot stand.
"Dat is ook onze eigen schuld misschien. Een stukje compensatie
rechtstreeks richting filmwereld zou goed geweest zijn. Daar had
de overheid een rol in kunnen spelen. En ook de filmwereld had
daaraan iets kunnen doen."
En hij voegt er aan toe, dat tegenover de 35 miljoen aan televisie
fondsen 12 miljoen aan filmfondsen staat. Die verhouding bete
kent dat de filmmakers qua financiering zeer afhankelijk zijn
geworden van de vraag of een van de tien omroepen mee wil doen.
"Er bestaat een complex van afhankelijkheden, terwijl kunst en
cultuur juist niet zo gebaat zijn bij een gemiddelde. Er zou een
soort automatische, logische financieringsstroom moeten ko
men naar de filmindustrie."
HILVERSUM KRIJGT GENOEG GELD
Mr.LGeels dringt in zijn betoog ER ZIT WEL DEGELIJK MUZIEK
IN! aan om:
-De diversiteit aan filmfinancieringsbronnen, ingesteld door de
overheid, terug te brengen tot één financierings-instituut met een
professionele leiding;
-Concrete maatregelen om de omroepen te dwingen meer geld te
besteden aan de uitzendrechten van Nederlandse films;
-Gelden voor speelfilmscenario-ontwikkeling rechtstreeks op
jaarbasis aan de producenten te beschikking te stellen, naar rato
van hun produktiecapaciteit of track-record, met de verplichting
om over de besteding van de middelen te rapporteren;
-Een subsidiesysteem ad hoc te handhaven om beginnende
producenten een eerste kans te geven, maar de financiële marge
van hun activiteiten wel te beperken.
van Nieuwenhoven voelt zich aangesproken door het pleidooi van
Geels: één instituut voor de verdeling met verregaande bevoegd
heden. T.a.v. de uitzendrechten merkt zij op, "dat ik tot de mensen
behoor die vinden dat Hilversum op zich genoeg geld krijgt. Al
jaren geleden ben ik gestopt met te denken dat het probleem van
de omroep in geld zit. Het mag zo zijn dat het in de filmsector nog
in het geld zit, maar in de omroepmiddelen zit het niet meer. Het
kan best zijn dat we in de komende jaren daar grote problemen
krijgen vanwege commerciële televisieen dergelijke. Maar binnen
de verhoudingen zoals die tot - zeg ik voorzichtig - op dit moment
of een paar maanden geleden waren, heeft het probleem nooit in
geld gezeten. Het probleem is: Ben ik bereid wat autonomie op te
heffen van mijn eigen club om gezamenlijk zodanig verder te gaan
dat ik een goed beleid kan voeren? En de mate waarin men nu
bereid is geringe autonomie in te leveren zou wel eens uit kunnen
maken of het Nederlandse omroepbestel als zodanig zou kunnen
overleven".
Aan de hand van enkele gegevens maakt zij duidelijk dat de
omroepen geen enkele reden hebben zich op de borst te slaan
waar het filmfinanciering betreft. Als een omroep bijv. f 300.000
(w.v f 200.000 van het Stimulerings- en COBOfonds) uitgeeft aan
een Nederlandse speelfilm voor twee uitzendingen. Zeg 'ns AAA
kost de VARAf 65.000 (voor 20 minuten) d.w.z. per uurgeeft men
daar ca.f 200.000 aan uit (en dat programma kan eindeloos
worden herhaald!). In dat geval betaalt de omroep zelf voor die
speelfilm maar f 100.000, verdeeld over twee uitzendingen,
betekent f 50.000. Het uurtarief per omroep bedraagt f 74.000!
Terwijl anderhalf keer het uurtarief f 112.000 bedraagt!
SAMENWERKEN OM TE OVERLEVEN
Van Nieuwenhoven vraagt zich vervolgens af, "Hoe kom je aan
geld voor de filmsector en hoe kun je op een dusdanige manier
kijken naar het geld, dat circuleert binnen de omroepen voor
drama en hoe kun je verbindingen leggen. Voor het maken van
drama in de televisiesector zijn allemaal aparte produktie-
maatschappijen, die weinig, zeg ik voorzichtig, relatie hebben met
de filmwereld en met filmproducenten. Ik zou u niet mee willen
geven vanmiddag dat u allemaal Zeg 'ns AAA moet maken hoor,
maar u hebt een produkt aan te bieden, u hebt een produkt aan te
bieden waarvan ik denk dat de gemiddelde Nederlandse kijker
daar graag naar kijkt. Het feit ligt er dat er best grote bedragen
beschikbaar zijn voor bepaalde uren televisie. En samenwerking
is sowieso nodig voor het overleven in de omroepwereld." En
voegt daaraan toe, "Ik denk dat er echt mogelijkheden zijn, en dat
is niet het makkelijke verhaal van een politicus die er zelf niet
uitkomt en zegt: Zoekt u het maar fijn uit. Nee, ik ben bereid er vaak
13