VAN BOND NAAR FEDERATIE (4)
Sinds de vorige jaarvergadering van de Bondsraad zijn er activi
teiten ondernomen die betrekking hebben op verschillende gebie
den:
a. De organisatorische structuur van de NBB:
b. een verbetering van het reglement op de arbitrage;
c. een herziening van de reglementering betreffende het onder
ling handelsverkeer.
Deze herziening vloeit niet voort uit de voorgenomen verandering
van de organisatorische structuur, maar zou ook nodig zijn geweest
wanneer de NBB in de huidige vorm zou worden voortgezet.
U heeft hierover eerder kunnen lezen in de afleveringen van
december 1989 en februari resp. april 1990.
HERZIENING VAN DE REGLEMENTEN BETREFFENDE HET
ONDERLING HANDELSVERKEER.
a. economische aspecten
Alle door de NBB geraadpleegde pre-adviseurs waren het erover
eens dat de advisering op dit gebied in twee fasen dient te geschie
den, nl. eerst over het economisch fundament waarop de gewijzigde
regelingen te baseren zijn en vervolgens over de juridische vormge
ving daarvan, met name met het oog op de concurrentiebepalingen
van de E.G. Het Bondsbestuur heeft, op advies van de diverse
deskundigen, de Vakgroep Organisatievormen van de Erasmus
Universiteit te Rotterdam opdracht verstrekt tot onderzoek en
advisering. (Zie ook Film no. 7, pagina 53.) De projectleider van het
onderzoek is inmiddels, evenals de eerder genoemde pre-adviseur,
tot de slotsom gekomen dat het wenselijk is regelingen met betrekking
tot het onderling handelsverkeer, vast te leggen in verdragen tussen
de diverse geleding-organisaties. Dit bevestigt (nogmaals) het voor
nemen van het Bondsbestuurtot een federatief verband overte gaan.
b. juridische aspecten
De op basis van het economisch advies op te stellen verdragen zullen
worden voorgelegd aan gespecialiseerde juristen.
Inmiddels is de Haagse advocaten firma De Brauw Blackstone
Westbroek hierbij ingeschakeld. Het window-reglement is reeds
door het Bondsbestuur aan dit kantoor voorgelegd. Binnenkort zal
men met voorstellen tot wijziging van enige bepalingen komen,
waarbij de verwachting bestaat dat een aldus gewijzigde window-
regeling door de E.G. zal worden goedgekeurd.
Eveneens vooruitlopend op een algemene aanpassing van onze
regelgeving bleek het wenselijk het Algemeen Bedrijfsreglement
(vestigingsregeling) aan te passen. Het initiatief hiertoe ging uit van
de Commissie Nieuwe Zaken, die van mening was dat de bestaande
toetsingscriteria meer diende te worden toegespitst op een eventuele
aanvraag van een multiplex.
HET OVERLEG MET DE M.P.E.A.A.
Op 11 mei jl. werd door de MPEAA verzocht de Bondsraad, die
gepland was op 30 mei, uit te stellen, omdat men de gelegenheid
wilde hebben de voorgestelde wijzigingen op hun juridische conse
quenties te bezien. Hoewel deze wijzigingen al een halfjaar bekend
waren en waren besproken in alle afdelingen, heeft het Bondsbestuur
dit verzoek ingewilligd en de vergadering van de Bondsraad uitge
steld tot 19 september.
Op 4 september werd een brief van Warner Bros. ontvangen met de
mededeling dat men niet akkoord ging met de wijzigingen aangezien
deze in strijd zouden zijn met de E.G. regels. Dit bezwaar bleek ook
te leven bij de andere major companies. Dit leidde tot een gesprek op
10 september met de juridisch adviseurvan UIP, waarvan de kant van
de NBB duidelijk kon worden gemaakt dat het een tweetal parallel
lopende, maarduidelijkte onderscheiden zaken betreft, nl. enerzijds
een wijziging van de organisatorische structuur en anderzijds een
wijziging van enige reglementen met betrekking tot het onderling
handelsverkeer. Hierbij werd tevens duidelijk gemaakt dat wijziging
van de reglementen zowel op grond van E.G. regels als om redenen
van economische aard noodzakelijk is. Aangezien de juridische
adviseur van UIP een en ander met zijn collega-adviseurs van de
andere major-companies wilde bespreken, werd door het Bonds
bestuur besloten de Bondsraad andermaal uit te stellen.
Ondertussen had de MPEAA een advocatenfirma in Brussel inge
schakeld om haar te adviseren over de voornemens van de NBB. Op
4 oktober vond er een gesprek plaats tussen advocaten van deze
firma en de heren Wolff, Tijssen en Engels (juridisch adviseur van de
NBB). Naar aanleiding van dit gesprek had de NBB delegatie de indruk
dat de Brusselse advocaten de MPEAA positief zou adviseren indien
de statuten van de Federatie, de statuten van de Vereniging van
Filmverhuurders en het reglement op de Raad van Arbitrage zouden
worden aangepast zoals besproken met de jurist van UIP
De brief van het Brussels kantoor ter bevestiging van hetgeen was
besproken, werd door de NBB gedelegeerden (onafhankelijk van
elkaar) geïnterpreteerd als een positief advies aan de MPEAA.
De, op verzoek van de MPEAA, aangebrachte wijzigingen werden
vervolgens, na goedkeuring door het Bondsbestuur, aan de Bonds
raad toegezonden.
DE BONDSRAAD
Bovengenoemde gang van zaken was tamelijk hectisch aangezien de
Bondsraad op 30 oktober zou plaatsvinden. Op 26 oktober bleek uit
telefoongesprekken met een vertegenwoordiger van de MPEAA en
met het Brusselse kantoor, dat er tot op zekere hoogte sprake was van
een misverstand: De MPEAA was weliswaar positief geadviseerd,
doch men wenste eerstzekerheid over het standpunt van de E.G. over
de inhoud van de op te stellen verdragen. Intensief telefonisch
overleg tussen de direct betrokkenen heeft er op het laatste moment
toe geleid dat er een goed alternatief is ontworpen, waar ook de
MPEAA zich in kan vinden.
Dit alternatief houdt in:
- een principiële instemming met de Federatievorming:
- op korte termijn oprichting van de verenigingen van speelfilm
producenten, filmverhuurders en bioscoopexploitanten, met toe
treding van de major-companies tot de vereniging van film
verhuurders, waardoor het mogelijk wordt dat de onderhandelin
gen over de verdragen betreffende het onderling handelsverkeer
kunnen worden gevoerd. (Hiervoor dienden de statuten van de
NBB te worden aangepast.)
- de bestaande NBB reglementen blijven van kracht totdat zij worden
vervangen door verdragen; pas dan zal de Federatie worden
opgericht;
- instemming met het nieuwe reglement op de Raad van Arbitrage.
Dit alternatief is op 30 oktober door de Bondsraad goedgekeurd
inclusief de daartoe noodzakelijk statutenwijzigingen.
De aldus bereikte oplossing heeft ontegenzeggelijk voordelen: zij zal
tot het beoogde resultaat kunnen leiden en heeft tot verdienste dat
een belangrijke groep van leden -de major companies- daaraan de
voorkeur geeft. Het Bondsbestuur betreurde het evenwel dat deze
oplossing op het allerlaatste moment tot stand is gekomen, terwijl de
voornemens al het hele jaar bekend waren, er in maart jl. ten behoeve
van de MPEAA vertalingen zijn gemaakt van de beleidsnota, de
statuten van de Federatie en van de vereniging van filmverhuurders,
alsmede van het reglement op de Raad van Arbitrage, en de Bonds
raad tot twee keer toe is uitgesteld.
Frank J.M. van der Putte