HET WACHTEN IS OP DE FILMNOTA
Met veel aplomb kondigde de Minister van W.V.C, in de loop van 1990 een Kunstennota aan:
een meerjaren-visie aangaande alle kunstsektoren. Deze gedachte is inmiddels een
geruisloze dood gestorven.
Begin oktober zou een nota over Film en eind oktober een rapport over het functioneren van de twee
filmfondsen verschijnen. Beide zijn (rond 10 december) nog niet gepresenteerd
De Filmnota ziet waarschijnlijk medio december het licht, het onderzoek ergens in februari.
HET FUNCTIONEREN VAN DE FONDSEN
Bureau Driessens Sociaal Wetenschappelijk Onderzoek en Ad
vies (Utrecht) kreeg opdracht van het Ministerie van W.V.C, de
werking van het Productiefonds voor Nederlandse Films en het
Fonds voor de Nederlandse Film te evalueren. De voor de hand
liggende vraag is waarom ook niet het Stimuleringsfonds en het
COBO-fonds? Maar dat terzijde.
In het kader van dit onderzoek werd ik door bureau Driessens
uitgenodigd om een avond aan de hand van vertoonde film
fragmenten te discussiëren over de kwaliteit van de Nederlandse
speelfilm en de werking van de fondsen.
Na het zien van een korte speelfilm en een deel van een hoofdfilm
werd ons (zes personen, direct op zijdelings betrokken bij film of
filmproduktie) aan de hand van checklists gevraagd een oordeel
te vellen over de kwaliteit van scenario, regie, acteernivo, muziek,
enz.
Een aardige tijdpassering, maar het eindresultaat is wel het
oordeel van mensen, die direct of indirect bij de filmindustrie zijn
betrokken.
Hadden niet beter mensen aan tafel kunnen zitten die regelmatig
f 12,50 neerleggen voor een bioscoopkaartje? Die onomwonden
als consument zeggen dat ze acteur A niet te pruimen vinden of
niet gecharmeerd zijn van onderwerp Y. Die eenvoudigweg zeg
gen dat ze van 'Flodder' hebben genoten en geen touw konden
vastknopen aan 'Alissa in concert'?
De kernvraag 'Hoefunctioneren de Fondsen?' kwam niet aan bod,
daarvoor was het reeds te laat in de avond.
Wat gebeurt er nu met de resultanten van de gerespecteerde en
weloverwogen meningen van 'de intimi"? Natuurlijk worden alle
gegevens netjes gegroepeerd, kadertje er om, verluchtigd met
statistieken in kleur en percentages erbij. Het rapport met op het
schutblad een indrukwekkende titel wordt aan de minister
overhandigd...en dan?
Heeft het invloed op de te verschijnen Filmnota? Nee, want die
behoort dan al op tafel te liggen?
Geeft hetevaluatierapportantwoord op de cruciale vraag, waarom
een uitgebalanceerd script, met applaus ontvangen door de
fondsen, 'n jaar later leidt tot een mislukte film?
Waarom een moeizaam geschreven scenario uitmondt in een
cinematografisch juweel?
Waarom tracht men telkens weer wetenschappelijk antwoorden
te vinden op vragen waar de internationale filmindustrie in bijna
een eeuw nog geen passend repliek heeft gevonden. Voorbeelden
te over van scripts, die jaren nodig hadden om tot een finale versie
te geraken en de benodigde financiering te vinden.
Gevreesd moet worden dat het rapport geen enkele nieuwe visie
of dimensie toevoegt.
FILMFONDS-IN-DE-MAAK
Het wachten is op de Filmnota van minister d'Ancona. Daartoe
schreef Drs.A.Hoogervorst een 'concept memo' over de produk-
tie, exploitatie en distributie van de Nederlandse film. De verschil
lende fondsen, commissies en inspraakgroepen hebben zijn
notities voorzien van commentaar en suggesties.
In een interview met HP/de Tijd van 23 november j.l. spreekt de
minister over 'een filmfonds-in-de-maak'.
Filmfonds-in-de-maak?
Eén fonds in plaats van twee of vier? (Het betreft in ieder geval niet
- nog - een nieuw fonds). Een fonds voor 'beginners' met
daarnaast een pot waaruit producenten met een goede staat van
dienst in staat worden gesteld op basis van continuïteit te produ
ceren?
Pleit de Nota voor een nauwere samenwerking tussen Film
academie en het Fonds voor de Nederlandse Film om afstude
rende talenten - al dan niet als team - te stimuleren tot en te
begeleiden bij het maken van films? Ervaring op te doen voor het
'grote werk', onder de voorwaarde dat als zij twee keer uit de boot
vallen hen geadviseerd een herscholingscursus te volgen?
Beoogt de Nota slechts die filmmakers te honoreren, die kunnen
aantonen dat zij stage hebben gelopen bij een speelfilmproduktie
of serie?
Misschien staat de Nota stil bij het feit, dat gezien de excessief
gestegen produktiekosten, de internationale concurrentie en de
zuigkracht uit het buitenland, dat de Fondsen er a priori vanuit
moeten gaan, dat ze geen stuiver van de door hun beschikbaar
gestelde gelden terug zullen zien en dat het produceren van films
uitsluitend in een andere taal ontmoedigd moet worden?
VRAAG EN AANBOD
Zeker is dat de Nota niet ingaat op de distributie via bioscopen of
filmhuizen en exploitatie van de (Nederlandse) film. Dat is op zich
jammer daar produktie, distributie en exploitatie een geheel
(Vervolg op pagina 9)