ge cijfer schommelt nog steeds rond de 50%. De grootste daling van het bioscoopbezoek vond in deze jaren echter plaats tussen 1975 en 1984. Natuurlijk heett de introductie van de televisie in vloed gehad op de bezoekcijfers voor 1975 en zal de introductie van de videorecorder best wel de snelheid van de roulatie beïn vloed hebben zoals de auteurs van het rapport stellen, maar de m.i. belangrijkste factor wordt wel genoemd maar niet als factor meegenomen. ENTREEPRIJZEN Uit de tabel met het verloop van de bruto recettes in de jaren 1960-1988 blijkt dat de ontwikkeling van deze recettes iets achter loopt bij de stijging van bruto binnenlands produkt. Vergeten wordt echter om daarbij het gedaalde bezoekcijfer hierbij te be trekken. Volgens de mij bekende cijfers was de gemiddelde en treeprijs in 1970 f. 4,83 terwijl die in 1988 f. 11,20 was; deentree- prijs is 2.32 keer gestegen. Dit houdt in dat het relatieve bruto binnenlands produkt meer dan 1200 zou moeten zijn om gelijk te blijven met de stijging van de entreeprijzen. Dit is niet het geval, het is minder dan 1100. Ofwel de entreeprijzen zijn sterker geste gen dan het bruto binnenlands produkt. En met dit bbp kunnen we de inkomensontwikkeling weergeven waardoor we de volgende conclusie kunnen trekken: de entreeprijzen zijn sterker gestegen dan de inkomens. Dat gecombineerd met wat in het rapport zelf geconstateerde prijselasticiteit: "De vraag naar bioscoopfilms blijkt hieruit vrij prijselastisch te zijn, hetgeen in verband te bren gen is met de verminderde groei van het besteedbare inkomen van het gemiddeld jonge bioscoop publiek" kan m.i. alleen leiden tot de conclusie dat prijsstijgingen mede geresulteerd hebben in lagere bezoekcijfers. Desondanks zijn de recettes, verdeeld over veel minder films en minder bioscoopondernemingen, gestegen in de afgelopen 16 jaar van 136.7 miljoen in 1975 naar 167.9 miljoen in 1990. Bekijken we de gedeponeerde balansen van de diverse bioscoopconcerns die dit op een overzichtelijke manier hebben gedaan dan blijkt met een aantal goede uitzonderingen daargelaten dat de investeringen in deze jaren geen al te substantiële omvang te hebben gehad. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat een beslissing om te gaan investeren uiterst moeilijk is. Met name omdat in onze bran che de resultaten op korte termijn zo produktafhankelijk zijn: men zal altijd in de eerste plaats kiezen voor de film en niet voor de bioscoop waar deze draait. Al is deze bioscoop nog zo luxe. Zo is er in 16 jaar een vicieuze cirkel ontstaan van lagere bezoekcij fers/hogere entreeprijzen/minder investeringen/minder bezoekers. Met als enig wellicht positief teken iets gestegen recettes. Maar aangezien in diezelfde jaren de kostenposten sterker zijn gestegen, is het rendement onder druk gekomen. Zeker gezien de niet via de bond traceerbare inkomsten die echter wel direct of indirect aan de bezoekcijfers zijn gerelateerd. Zoals buffet-en reclame op brengsten. Gesteld kan worden dat het rendement sterk afhanke lijk is van de hoogte van de bezoekcijfers, daar de kosten van een bioscoop niet evenredig stijgen met het bezoekersaantal maar de opbrengsten wel. KOLLECTIEVE AKTIES Omdat de prikkel tot vernieuwing en investering niet kan komen van de onderlinge concurrentie, aangezien deze sterk is beperkt door de reglementering van de bond, kan deze alleen van buitenaf komen. Van de NBB dus. Maar wat voor collectieve acties zijn er de afgelopen jaren door de bond ontwikkeld om te komen tot een ommekeer van deze toch dramatische ontwikkelingen? Zover ik me kan herinneren zijn dat de introductie van de bioscoopbon, de nationale bioscoopdag en de bewustwordingscampagne geweest. Toch heeft de bioscoopbon nog niet in de schaduw kunnen staan van z'n broertje de platenbon. Is de nationale bioscoopdag allang weer vergeten en willen sommige bioscoop mensen de bewust wordingscampagne zelf maar liefst zo snel mogelijk vergeten. Sowieso hebben ze geen van drieën geleid tot een ombuiging van het structureel dalende bioscoopbezoek. Waarom? Wat betreft de bioscoopbon ligt dat volgens mij simpel. De bios coopbon was en is bedoeld om extra bezoek te genereren. Mensen die nu weinig tot niet de bioscoop bezoeken. Mensen daarom die niet in de bioscoop te bereiken zijn. Mensen waar wel extra omzet en rendement mee gecreëerd kan worden. Elke on dernemer beseft dat extra omzet niet zonder investeringen ge creëerd kan worden. Toch is er nooit geld uitgegeven om deze bon landelijk te introduceren. Ik heb begrepen omdat men het niet eens kon worden wie hiervoor gaat betalen: de exploitanten, de distributeurs of beide maar in welke verhouding dan? Wat betreft de nationale bioscoopdag en de bewustwordingscam pagne is wel getracht niet (frequente) bezoekers te bereiken en hier is ook geld voor uitgegeven. De bioscoopdag heeft echter nooit een vervolg gehad; hoe krijgen we deze mensen nog een keer naar binnen? Zo'n dag kan ook nooit op zichzelf staan maar alleen als een van de vele elementen van een campagne. Zonder me met de keuze van het medium (billboards), de keuze van de in schakeling (plaatsen en verdeling van de billboards) en zelfs de creatieve uitvoering te willen bemoeien, is duidelijk dat een attitu de ombuigen niet met 1 billboardcampagne bereikt kan worden die maar een zeer beperkte periode gevoerd wordt. Zeker niet wanneer niet alle bioscopen voldoen aan het beeld wat gecreëerd moet worden. Hoogstens had een awareness doelstelling tot de mogelijkheden behoort: zorg dat de mensen naast tv, video, schouwburg, concerten, voetbalwedstrijden de bioscoop weer als alternatief kennen. Dan hadden wel vervolgcampagnes moeten volgen, om te proberen op een later tijdstip deze kennis om te bui gen in actie. vervolg pag. 19 Onder grote belangstelling vierde op 30 mei j.l. Bert Anthoniesse zijn 25-jarig dienstverband bij Cannon Film Distributors in de VIP-room van het Cannon Tuschinski Theater. V.l.n.r. acteur Joop Doderer, Bert en Alexander Anthoniesse en producent Hen Bos. 17

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1991 | | pagina 17