Voor het eerst gegevens over de effecten van de nieuwe multiplexen in Duitsland. Het congres van de Duitse bioscoopbond te Baden-Baden. Evenals vorig jaar1, waren de nieuwe multiplexen het belang rijkste onderwerp op het 22ste 'Filmtheater Kongress' van de Hauptverband Deutscher Filmtheater, dat van 31 maart tot en met 2 april in Baden-Baden is gehouden. Hoewel er natuurlijk ook deze keer vele andere interessante onderwerpen zijn be handeld, beperk ik mij in dit verslag tot de gepubliceerde ge gevens van onderzoek over de effecten die de nieuwe multi plexen tot nu toe hebben gehad, en de discussies daarover. Dit onderwerp is voor het filmbedrijf in ons land van bijzonder be lang doordat de situatie op bioscoopgebied in Duitsland, in te genstelling tot die in Engeland, grote overeenkomsten heeft met de situatie in Nederland. Berekeningen van de Filmförderungsanstalt. De Filmförderungsanstalt is een publiekrechtelijk orgaan waarin alle geledingen van het filmbedrijf in Duitsland en ook de Duitse televisie zijn vertegenwoordigd. Er is een onafhankelijk on derzoeksinstituut aan verbonden, dat evenwel, doordat openbaar making van bedrijfsgegevens aan wettelijke beperkingen onder havig is (Datenschutzgesetz), in de uitoefening van zijn taak enigszins wordt belemmerd.1 Dit instituut heeft inmiddels bereke ningen gemaakt over de eerste effecten van de nieuwe multiplexen in Duitsland. De resultaten van de berekeningen zijn in Baden- Baden uitvoerig besproken, en inmiddels gedeeltelijk gepubliceerd2, terwijl er al eerder een voorbeschouwing over dit onderwerp was verschenen3. In de voordracht van Rolf Bahr, di recteur van de Filmförderungsanstalt, werd getracht, zo goed mo gelijk antwoord te geven op de volgende twee vragen: - Welke netto-toeneming van het bezoek hebben de multiplexen tot nu toe veroorzaakt? - Wat zijn de effecten geweest op het bezoek aan gevestigde bios copen? Het netto-effect van de nieuwe multiplexen. Voor de berekening van het netto-effect van de nieuwe multi plexen is de Filmförderungsanstalt per multiplex uitgegaan van een regio waarin de gevestigde bioscopen geacht worden, invloed van het multiplex te ondervinden. De berekening is dan aldus, dat de bezoekcijfers van elk multiplex (in de regio Keulen van beide multiplexen) worden verminderd met de vermindering van het bezoek aan de bioscopen in de desbetreffende regio ten opzicht van 1990. De kerngegevens zijn vermeld in Tabel I.2 Tabel I multiplex exploitant aantal schermen geopend regio-biosc bezoek '90 )pen bez. verlies 91 REGIO KEULEN Hürth UCI Cinedom WB/Constantin REGIO BOCHUM 14 13 okt.'90 dec'91 2.396.169 145.261 RuhrPark UCI REGIO HANNOVER 18 mrt'91 970.870 177.399 Cinemaxx Flebbe REGIO GELSENKIRCHEN 10 mrt.'91 2.154.093 574.034 Cinema WB/Constantin REGIO ESSEN 9 mrt'91 totaal 341.936 116.117 5.863.068 1.012.811 Cinemaxx Flebbe Bron: Filmförderungsanstalt 16 dec'91 (niet meegerekend) Het totale bezoek aan de multiplexen bedroeg volgens de opgave van het FFA in 1991 3,8 miljoen. Het netto-effect van de multi plexen is door de onderzoekers geschat op deze 3,8 miljoen ver minderd met het totale bezoekersverlies bij de regio-bioscopen van 1,0 miljoen, dus op 2,8 miljoen. Alternatieve berekeningswijze Bovengenoemde berekeningen van de Filmförderungsanstalt geven aan dat er van de in 1991 geregistreerde 3,8 miljoen bezoe ken aan de nieuwe multiplexen 2,8 miljoen, dus ongeveer 74%, bezoek is geweest dat zonder de multiplexen achterwege zou zijn gebleven. Het is begrijpelijk dat deze, op het congres gepresenteerde uit komst direct tot uitingen van kritiek en ongeloof heeft geleid. Behalve voor vooral op gevoelsoverwegingen gebaseerde reacties, is er evenwel ook plaats voor aanmerkingen van wetenschappelij ke aard. In de eerste plaats valt op te merken dat de onderzoekers een cor rectie wegens autonome stijging van het bezoek achterwege heb ben gelaten. De tijdens het congres naar voren gebrachte overwe ging, dat een dergelijke correctie op veronderstellingen zou be rusten, levert m.i. geen steekhoudend argument op. Vermoedelijk nog belangrijker is de vraag, of de invloedssferen van de multi plexen wel juist zijn afgebakend. Indien er immers meer dan een te verwaarlozen deel van de bezoekers van de multiplexen afkomstig is geweest van buiten deze regio's, is het berekende netto-effect van de multiplexen te hoog. Hier kunnen alleen bij de multiplexen te houden enquêtes over de herkomst van de bezoekers uitsluitsel geven. De keuze van de regio's is echter niet gebaseerd op dergelijke enquêtes, die trouwens zonder medewerking van de multiplexen nauwelijks mo gelijk zouden zijn. Van de titel van het referaat en van het daarvan gepubliceerde verslag2, "Zahlen lügen nicht" ("Cijfers liegen niet"), kan een onjuis te suggestie uitgaan. Getallen kunnen immers op onnauwkeurige waarnemingen be rusten, resp. het resultaat zijn van onjuiste berekeningen. Dat daarvan in aanmerkelijke mate sprake is, staat zeker niet vast, maar het tegenovergestelde evenmin. Er is dan ook reden om een poging te doen, het door de multi plexen gegenereerde nieuwe bezoek ook nog langs een andere weg te berekenen. Gelukkig maken de gepubliceerde gegevens een alternatieve berekeneningswijze mogelijk. Deze methode is alleen toepasbaar als men kan beschikken over een controlegroep waarin het te onderzoeken verschijnsel zich niet heeft voorgedaan.4 Een althans voor het onderzoek gelukkige omstandigheid is, dat er tot nu toe alleen in twee Bundeslander, nl. Niedersachsen en Nordrhein-Westfalen, multiplexen nieuwe stijl zijn geopend. Dit betekent dat de rest van Duitsland, d.w.z. in dit geval de rest van de voormalige BRD, als controlegroep kan worden gebruikt. De te hanteren veronderstelling is dan, dat het bezoek in Niedersachsen en NRW zonder de nieuwe complexen zich op de zelfde wijze zou hebben ontwikkeld als in de overige Bundeslander. Dat ook dit overigens niet een volkomen betrouwbaar uitgangs punt is, blijkt uit de omstandigheid dat de verandering van het bezoek van 1989 (het laatste geheel multiplexloze jaar) tot 1991 varieert van -1,29% in Hamburg via +4,89% in Baden- Würtemberg tot +9,71% in Bremen5, maar andere berekenings methoden hebben, zoals duidelijk is gemaakt, weer andere gebre ken. De berekening volgt uit de gegevens van Tabel II. Vervolg op pagina 7

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1992 | | pagina 5