Het MEDIA
programma:
kansen en bedreigingen
CARAVANBEZIT VERSCHILT VEEL MEER DAN HET BIOSCOOP
BEZOEK
(DE VERDUBBELAARS II)
Eind 1995 loopt het MEDIA '91-'95 pro
gramma van de Europese Commissie ten
einde. Het is nog onzeker welke structuren
uit het MEDIA I programma in MEDIA II
gecontinueerd zullen worden. Het vermoe
den bestaat dat een aantal van de 19 deelpro
jecten, die in heel Europa gevestigd zijn, zul
len moeten verdwijnen. Waarschijnlijk
zullen dit de projecten zijn die meer cultureel
dan economisch resultaat genereren. Dit is
op zich niet verwonderlijk. Het MEDIA pro
gramma is in essentie altijd een economisch
programma geweest. Verstrengeling met cul
turele motieven bleek echter onvermijdelijk,
aangezien 'de Europese filmindustrie' niet
bestaat. Bij het gebrek aan één audiovisuele
ruimte zag het MEDIA programma zich
gedwongen een economisch programma toe
te passen op nationale filmindustrieën, die
over het algemeen geen winst opleveren.
Tijdens het onderzoek voor mijn scriptie
'Kansen en bedreigingen voor Europese
films' heb ik gesprekken gevoerd met
Nederlandse aangeslotenen van EFDO (dis
tributie) en EUROPA CINEMAS (verto
ning), deelprojecten van het MEDIA I pro
gramma. Voor beide projecten kan gezegd
worden dat de steun eerder cultureel dan
economisch uitpakt. EFDO blijkt vooral
gunstige effecten te hebben voor kleine
films; voor hen kan de EFDO steun compen
satie bieden voor de hoge kosten in de uit
breng en promotie, die een niche positie met
zich meebrengt. De door EUROPA CINE
MAS ondersteunde theaters zijn bijna zonder
uitzondering de 'kleineren' in de markt. Dit is
ook niet gek, aangezien dit meestal de plaat
sen zijn waar Europese films draaien. Vanuit
economisch oogpunt zou misschien gezegd
kunnen worden dat de steun zich op de ver
keerde actoren richt. Misschien zou MEDIA
zich juist op kapitaalkrachtiger distributeurs
en vertoners moeten richten om de concur
rentiepositie van Europese films te verbete
ren. Het is mijns inziens echter een illusie te
denken dat het MEDIA 2 programma in
korte tijd verandering zou kunnen brengen in
de niche positie waarin de meeste Europese
films zich - na vijf jaar MEDIA 1 - nog
steeds bevinden. En aangezien de doorsnee
onafhankelijke distributeur en exploitant zich
niet alleen door winstverwachtingen, maar
ook door zijn/haar liefde voor de cinema laat
leiden, zijn Europese films hier vaak nog niet
zo slecht af. Dat deze projecten economisch
weinig rendement opleveren, heeft MEDIA
voor een groot deel ook aan haar eigen regel
geving te wijten. Maatregelen die econo
misch bedoeld zijn, staan vaak juist de wer
king van de projecten in de weg. EFDO
leningen worden meestal aangevraagd voor
films waarvan de winstverwachtingen niet zo
hoog zijn. De voorwaarde die EFDO stelt dat
voor een film die succesvol is 10 procent
'succespremie' betaald moet worden, speelt
in de overwegingen van de distributeurs een
grote rol. De EUROPA CINEMAS steun
heeft er niet voor kunnen zorgen dat alle aan
gesloten theaters in gelijke mate zogenaam
de 'in-house activities', promotie-activiteiten
voor Europese films, organiseren. De oor
zaak hiervan is weer zo'n 'economische'
maatregel: tegenover de 20.000 Ecu die een
theater voor zo'n activiteit van EUROPA
CINEMAS kan ontvangen, moet hetzelfde
bedrag aan eigen investeringen staan. Het
resultaat hiervan is dat de theaters die al in-
house activities organiseerden dit kunnen
blijven doen, en de theaters die het voorheen
niet deden het geld te hard nodig hebben om
hun tekorten aan te zuiveren.
Het is nog maar zeer de vraag of men er met
het MEDIA 2 programma in slaagt met een
zuiver economisch stimuleringsprogramma
voor de dag te komen. To be continued...
Miranda Sloot, 'Kansen en bedreigingen voor Europese
films. Film marketing door het MEDIA programma van
de Europese Gemeenschap en de uitwerking op de
Nederlandse praktijk'. Het rapport is eerdaags verkrijg
baar bij de Stichting voor Onderzoek
(Tel.: 020-67 99 261)
Buitenlandse fabrikant van caravans tegen
zijn Belgische importeur:
Als ik de verkoopcijfers in België bekijk,
dan vind ik dat ronduit schandalig! Overal in
West-Europa is het aantal caravans per hoofd
van de bevolking groter dan in België. In jul
lie buurland Nederland zijn er in 1993 ca
20.000 caravans verkocht tegen in België
maar 2.000. Als er in België meer en mooie
re showrooms komen en met wat betere ser
vice, kan de caravandichtheid bij jullie toch
gemakkelijk op Westeuropees niveau worden
gebracht, waarbij de bijna tien maal zo hoge
dichtheid in Nederland zeker tot de moge
lijkheden moet behoren!
Belgische importeur tegen de buitenlandse
fabrikant:
Ja maar meneer, de Belgen zijn nu eenmaal
anders dan de Nederlanders, die veel huise
lijke zijn, en die dan ook als slakken hun
huisje meenemen als ze met vakantie gaan.
Mijn dealers en ik zullen zeker proberen, de
verkoopcijfers in ons land te verhogen, en
dat zal ook wel lukken, maar een caravan
dichtheid zoals in Nederland zullen we nooit
bereiken. Die verschillen in geaardheid
komen bijvoorbeeld ook tot uiting bij het
bioscoopbezoek, dat in België per hoofd van
de bevolking twee maal zo hoog is als in
Nederland.
Deze fictieve dialoog zou hebben kunnen
plaatsvinden als er in de caravanwereld net
zo gedacht zou worden als door sommige
investeerders in de filmwereld. Onderstaande
tabel geeft de opmerkelijke verschillen weer
tussen de percentages van caravanbezitters
van de totale bevolking.
van caravans per hoofd van de bevol
king 1993/94
België
0,5
Denemarken
6,18
Duitsland
3,84
Frankrijk
1,75
Nederland
4,87
Ver. Koninkrijk
0,91
Bron: RAI en buitenlandse branche-organisaties*
Zonder deskundig te zijn op caravangebied,
kan men wel enige oorzaken van deze grote
verschillen bedenken: naast de al genoemde
mate van huiselijkheid, de geaccidenteerd-
heid van een land, het deel van het inkomen
dat men aan vakantie wil besteden, de mate
van reislustigheid, het bezit van vakantie
huisjes.
Weinig in- en outsiders zullen ontkennen
dat het mogelijk moet zijn om het caravan-
bezit in België te verhogen, maar weinigen
zullen denken dat het net zo hoog zal wor
den als bijv. in Nederland.
Het overeenkomstige zou ook voor de fre
quentie van het bioscoopbezoek moeten
gelden: weinigen zullen ontkennen dat het
bezoekcijfer in Nederland kan stijgen,
maar geen insider zou eigenlijk moeten
zeggen dat het op korte termijn zal verdub
belen omdat dat onder volstrekt andere
omstandigheden in één ander land ook is
gebeurd.
drs J.Ph. Wolff
De heer B. Nagel dank ik voor het bijeenbrengen van
deze gegevens.