19
delegatie toegevoegd de heer B. D. Ochs e, vice-voorzitter der
Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders, te Haarlem.
Zooals reeds in het genoemde vertrouwelijk rapport in den
breede is uiteengezet heeft de delegatie van den Bond goed en
nuttig werk gedaan, waarbij zij gaarne haren steun gaf aan de
eind-resolutie, waarvan het besluit luidde, dat onmiddellijk be
noemd diende te worden een permantente internationale Commissie,
die zal zetelen in het Gebouw van den Volkerenbond met de
opdracht:
lo. zich te verzekeren van de uitvoering der verschillende op het
Congres goedgekeurde wenschen;
2o. voor te bereiden het aanstaand Congres, dat te Berlijn zal
worden gehouden;
3o. te onderzoeken de mogelijkheid van de stichting van een per
manente internationale filmorganisatie.
Als één der leden van deze permanente internationale Commissie
werd benoemd ons eere-lid, de heer D. Hamburger r., te
Utrecht, die aan het eind van het verslagjaar eene uitnoodiging
ontving tot bijwoning van de eerste vergadering dezer Commissie.
Het Hoofdbestuur hoopt vurig, dat het Parijsche Congres
de inzet is geweest voor de internationale organisatie van
het bioscoopbedrijf, waaraan meer dan in eenig ander bedrijf,
met het oog op zijn internationale beteekenis, groote behoefte
bestaat.
De Wettigheid der Afdeelingsbesluiten»
Door de jaarvergadering van de Afdeeling Amsterdam, gehou
den op 28 Januari 1926, was een besluit genomen, waarin voor
geschreven was, dat de leden slechts annonces van een bepaalden
omvang in de dagbladen mochten doen plaatsen. Bovendien was
bij dit besluit bepaald, dat ook filmverhuurders en allen, die met
de leden der afdeeling Amsterdam zaken deden, zich aan het voor
elke zaak toegestane aantal advertentieregels hadden te houden.
Tegen dit afdeelingsbesluit kwamen bij het Hoofdbestuur protes
ten in, zoowel van één der leden van de afdeeling Amsterdam, als
van het Bestuur der Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders en van één
filmverhuurder, die zich door dit besluit benadeeld achtten.
Door de reclamanten werd tevens het Hoofdbestuur verzocht
het besluit der Afdeeling Amsterdam te vernietigen.
Ten aanzien van deze, voor de organisatie interessante, zaak
besliste het Hoofdbestuur: