voeren, waardig geacht werd van de Regeering de erkenning te verkrijgen, waarop reeds lang tevoren zijnerzijds aanspraak mocht worden gemaakt. Op Vrijdag 24 Februari werd de Centrale Commissie voor de Filmkeuring door den heer Minister van Binnenlandsche Zaken, den Heer M r. B. K a n, geïnstalleerd. Na deze installatie-ver gadering ving de Centrale Commissie onmiddellijk het keurings- werk aan. Vele conferenties werden daarna tusschen het Hoofdbestuur met den Voorzitter der Centrale Commissie gehouden, waarin verschil lende regelingen werden getroffen, o.a. met het oog op de keuring van journaals, wetenschappelijke films, twee-acteurs, tructeeke- ningen e.a. Met de grootste welwillendheid trad de Heer VanStaveren steeds het Hoofdbestuur tegemoet, uitgaande van de stelling, dat het bedrijf, voor zoover dit in overeenstemming was te brengen met zijn plichten als voorzitter der Centrale Commissie, zoo weinig mogelijk en als 't kon in het geheel geen nadeel mocht onder vinden onder de werking van de bioscoopwet. Deze stelling het zij hier met erkentelijkheid vermeld ver loor de Heer Van Staveren in het afgeloopen jaar geen enkele maal uit het oog en hieraan was dan ook de goede vrucht dragende samenwerking tusschen den Bond en de Centrale Com missie te danken. Nadat eenige maanden de keuringsleden van de Centrale Com missie aan het werk waren en de drukte, veroorzaakt door de ver strekking van overgangskaarten, min of meer was geluwd, was voor het Hoofdbestuur de tijd aangebroken eene poging te doen om tot verlenging van den overgangstijd, die op 1 September zou eindigen, te komen. Reeds bij eene conferentie, die vertegenwoordi gers van den Bond in 1927 met Minister Kan mochten voeren, had Zijne Excellentie toegezegd, dat de door de Staatscommissie vastgestelde overgangsperiode van een half jaar "tot een langer tijdperk zou worden uitgestrekt, maar door een abuis was deze toezegging niet in vervulling gegaan. Er kwam nu echter van verschillende kanten verzet tegen verlen ging van de overgangsperiode, dat op de Huishoudelijke Commissie meer indruk maakte dan op het Hoofdbestuur van den Bond. Dit verzet kwam o.a. van de Gemeentebesturen in het Zuiden, die openlijk te kennen gaven, dat verlenging van de overgangsperiode onmiddellijk de invoering van deze nakeuring in het Zuiden ten gevolge zou hebben. De Huishoudelijke Commissie, die naar het zich begrijpen 12

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1928 | | pagina 12