sie getuige was. Deze overeenkomst legde den Bioscoopbond de verplichting op, om te zorgen, dat na 3 Augustus alle in het Zuiden te vertoonen nieuwe films en overgangsfilms door de Centrale Commissie, die hare medewerking had toegezegd, ge keurd zouden zijn en zij bevatte de belofte, door het bestuur der Zuidelijke keuringsvereeniging afgelegd, dat de nakeuring in het Zuiden tot 1 Januari 1929 zou worden opgeschort. Inmiddels zou worden nagegaan aan de hand van de keuringsuitslagen der Cen trale Commissie, of wel dan niet een nakeuring in het Zuiden noodig zou zijn. Van Bondswege werd ten volle de hem in de overeenkomst op gelegde verplichting nagekomen; in de maand Augustus 1928 werd in het Zuiden geen enkele ovfergangsfiltn meer vertoond, behoudens >in de eerste dagen Van die maand, toen een of twee bioscoopexploitanten enkele films, van de voorafgaande week in huis hebbende, abusievelijk hadden ingezet, waartegen het Hoofd bestuur echter direct maatregelen nam. Niet zoo loyaal was echter het Bestuur der Zuidelijke Keu ringsvereeniging, dat zich na eerst schriftelijk de totstandkoming der overeenkomst te hebben bevestigd verschool achter de ledenvergadering, die de overeenkomst alleen dan wilde aangaan, wanneer de Bioscoop-Bond zich bij voorbaat bereid verklaarde zijn volledige medewerking te verleenen aan de invoering van eene gemeenschappelijke nakeuring, indien althans de behoefte daaraan mocht bestaan. De Bioscoop-Bond protesteerde tegen dit allesbehalve fraaie op treden der Zuidelijke Gemeentebesturen, die aanvankelijk zeiden geen nakeuring noodig te achten, wanneer de overgangsfilms een maal tot het verleden zouden behooren, maar direct na de ver dwijning dier overgangsfilms een voorwendsel zochten, om toch tot nakeuring te komen. Toch werd na September niets meer vernomen, totdat plotseling het centrale keuringsidee weer de gemoederen bij de Burgemeesters in beweging bracht. Hierover zal zonder twijfel het volgend jaar overzicht meer licht kunnen laten schijnen. Twee Rechtskwesties* (Toepassing van de Zondagswet en muziek in de bioscoopvoorstelling). Voor twee rechtskwesties, die reeds spoedig na het inwerking treden van de bioscoopwet gesteld werden, werd een beroep gedaan op de Nederlandsche rechtspraak. De eerste kwestie, die door den Bond zelf werd uitgelokt, was 17

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1928 | | pagina 17