De Cinematografische opnamen der Olympische Spelen-1928*
Wat omtrent de Olympische Spelen-1928 in het jaarverslag van
1927 werd voorspeld, is helaas werkelijkheid geworden.
De Nederlandsche filmfabrikanten en bioscooponderneminge*:
werden naar verwacht gedupeerd door het Nederlandsch
Olympisch Comité, dat opzettelijk onze nationale filmindustrie op
zij had gedrongen ter wille van het officieele filminstituut van de
Italiaansche Regeering.
Aan het Hoofdbestuur kan niet verweten worden, dat het te
dezen niet soepel genoeg was opgetreden. Integendeel, het Hoofd -
bestuur moest zich meermalen overwinnen, om tegenover de
hooghartige heeren" van het N. O. O tegemoetkomende stappen
te doen, welke echter uitsluitend ondernomen werden ter voorko
ming van een conflict, waartoe het ten slotte toch door de schuld
van het N.. O. O moest komen.
Zooals nog in het vorig jaaroverzicht kon worden meegedeeld,
waren reeds in 1927 de filmopname-rechten aan een buitenlandsche
onderneming verpacht.
In Januari 1928 werd bekend, dat de gelukkige was een speciaal
voor dat doel opgerichte buitenlandsche maatschappij, met name:
„Olympia Film Aktien-GesellschafY', gevestigd te Zürich, die voor
de rechten een kapitale som had te betalen.
Toen echter het Zwitsersche deel van de Olympische Spelen,
althans voor zoover het de zakelijke resultaten van de cinemato
grafische opnamen gold, een ernstig echec bleek te zijn, werd de
overeenkomst tusschen de Duitsch-Zwitsersche onderneming en het
N. O. O geannuleerd.
In April zag het er naar uit, dat van de z.g, verfilming" der
Olympische Spelen weinig, of wellicht niets terecht zou komen.
Er ontbrak immers ten eenenmale een goedvoorbereide organisatie,
die in staat zou zijn dadelijk de cinematografische opnamen van
de Spelen als actualiteiten over de geheele wereld te distribueeren.
Onze Nederlandsche filmindustrie, bekwaam en volkomen in
staat, om zulk eene organisatie in het leven te roepen, gevoelde,
dat eene mislukking van dit deel der Olympiade haar door het
buitenland zou worden aangerekend.
Haar goede naam als actualiteitenfabrikanten, die in de geheele
wereld steeds met eere werd genoemd, stond op het spel.
Vandaar dat het Hoofdbestuur, niettegenstaande het N. O. O
tevoren de filmindustrie in Nederland volkomen had genegeerd,
nogmaals eene poging deed de eer te redden, welke voor de Neder
landsche filmindustrie mogelijkerwijs nog te verwerven viel.
23